In deze zaak gaat het om een bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een schorsing die is opgelegd op basis van een Landsbesluit van 11 december 2017. De schorsing is ingegaan op de dag na de dagtekening van het Landsbesluit en is gebaseerd op artikel 87 sub c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Klaagster, de Gouverneur, heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, omdat zij van mening is dat deze in strijd is met het motiveringsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play. Klaagster stelt dat er geen sprake is van plichtsverzuim en dat verweerder te lang de tijd heeft genomen om een beslissing te nemen over een eventuele disciplinaire maatregel.
De zaak is behandeld op 8 oktober 2018, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar klaagster niet. Het gerecht overweegt dat de schorsing gerechtvaardigd is op basis van een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim. De rechter verwijst naar vaste jurisprudentie die stelt dat een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim voldoende grond biedt voor een ordemaatregel. In dit geval is er sprake van frauduleuze handelingen door klaagster bij het Hulpbestuurskantoor, wat de schorsing rechtvaardigt.
Het gerecht concludeert dat het bezwaar van klaagster ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de schorsing niet langer mag duren dan noodzakelijk en dat verweerder voortvarendheid moet betrachten in het disciplinaire onderzoek. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, op 19 november 2018.