ECLI:NL:OGEAA:2018:7

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
Aua201702187
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar tegen precariovergunning

Op 8 januari 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak tussen de Coöperatieve Vereniging Casa del Mar Beach Resort en de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening en Integratie. De zaak betreft een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar dat door appellante was ingediend tegen een factuur voor precariokosten. De factuur, gedateerd op 19 januari 2017, betrof een bedrag van Afl. 81.019, waarvan Afl. 81.000 aan precariokosten. Appellante heeft op 18 april 2017 bezwaar gemaakt tegen deze factuur, maar er is geen beslissing genomen door de verweerder. Op 4 september 2017 heeft appellante beroep ingesteld bij het gerecht wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar.

In de overwegingen van het gerecht werd vastgesteld dat de belastingrechter bevoegd is om kennis te nemen van het bezwaar. Het gerecht oordeelde dat de brief van 9 maart 2017, waarin verweerder aangaf dat de precariovergunning verleend kan worden na betaling van de factuur, moet worden aangemerkt als een weigering om de vergunning te verlenen. Het gerecht concludeerde dat appellante tijdig in beroep was gekomen en dat de ongemotiveerde afwijzing van het bezwaar niet in stand kon blijven. Het beroep werd gegrond verklaard, en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris, en het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- werd aan haar terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak van 8 januari 2018
Aua201702187
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
De Coöperatieve Vereniging Casa del Mar Beach Resort,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaten mrs. R.T.J.M. Oomen en G.A. Maldonado,
gericht tegen:
De minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 9 maart 2017 heeft verweerder, appellante bericht dat de verzochte precariovergunning verleend kan worden na de betaling van een factuur (factuurdatum 19 januari 2017) ten bedrage van Afl. 81.019 waaronder een bedrag van Afl. 81.000 aan precariokosten. De factuur is bij de brief gevoegd.
Daartegen heeft appellante op 18 april 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 4 september 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Factuur 19 januari 2017
2.1
Voor zover het beroep gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur van 19 januari 2017 gemaakte bezwaar overweegt het gerecht dat de belastingrechter bevoegd is hierover kennis te nemen (zie onder andere ECLI:NL:OGEAA:2017:674 en 675).
2.2.1
De brief van 9 maart 2017 dient, gelet op de bewoordingen daarvan, naar het oordeel van het gerecht te worden aangemerkt als de weigering van verweerder aan appellante een zogenoemde precariovergunning te verlenen, nu appellante daarbij te kennen wordt gegeven dat indien zij niet binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, de vergunning niet zal worden verleend. Aldus behelst deze brief een beschikking, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar. Voor zover het beroep hiertegen gericht is overweegt het gerecht dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2.2
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder c, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
2.3
Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het door appellante tegen de factuur van 19 januari 2017 gemaakte bezwaar;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 8 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).