ECLI:NL:OGEAA:2017:674

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
AUA201600579
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en gegrondverklaring van beroep inzake precariovergunning door Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in het beroep van FUN 4 EVERY 1 WATERSPORTS N.V. tegen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar tegen een factuur voor precario, alsook tegen de weigering van de minister om een precariovergunning te verlenen. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een factuur van 22 juli 2016, waarin een bedrag van Afl. 10.819,- in rekening werd gebracht voor het innemen van domeingrond op het strand voor het verhuren van watersportmaterialen. De minister had in een brief van 8 augustus 2016 aangegeven dat de vergunning niet verleend zou worden indien de verschuldigde precario niet binnen 30 dagen werd voldaan.

Het Gerecht heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep voor zover dit gericht was tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar tegen de factuur. Echter, het beroep tegen de weigering van de precariovergunning werd gegrond verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de minister ten onrechte had geweigerd de vergunning te verlenen, omdat hij niet had aangegeven waarom de weigeringsgronden zich voordeden. De uitspraak bevatte ook een veroordeling van de minister tot betaling van proceskosten aan de appellante en de verplichting om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en motivering bij besluiten van bestuursorganen, vooral in het kader van vergunningverlening. De rechter heeft de minister opgedragen om de procedure correct te volgen en de appellante de mogelijkheid te bieden om haar activiteiten voort te zetten, mits aan de vereisten wordt voldaan.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017
AUA201600579
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap FUN 4 EVERY 1 WATERSPORTS N.V.,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
gericht tegen:
de MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 8 augustus 2016 heeft verweerder aan appellante medegedeeld dat indien zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, aan haar precariovergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het verhuren van watersportmaterialen, 10 strandstoelen en 5 parasols.
Bij factuur van 22 juli 2016 is aan appellante een bedrag van Afl. 10.819,- in rekening gebracht voor het voor dat doel innemen van 80 m² strand ten westen van RIU Palace/Hilton Aruba Resort.
Daartegen heeft appellante op 24 augustus 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante op 19 december 2016 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 8 juni 2016 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2017, waar appellante, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, bijgestaan door de advocaat mr. A.M.N. Thijsen, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde en ing. M.I. Dammers, lid van het managementteam van de Directie Infrastructuur en Planning, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, zijn van het begrip beschikking uitgezonderd besluiten waartegen beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld krachtens een andere landsverordening dan de onderhavige.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene Politieverordening is het verboden zonder vergunning van de minister, belast met publieke werken of een door hem aan te wijzen ambtenaar:
a. in, op of over de openbare weg iets, hoegenaamd, te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te slepen of te hebben;
b. t/m d. (…);
e. voorwerpen op de openbare weg uit te stallen of uitgestald te hebben of aan de openbare weg aan de buitenzijde van gevels, deuren of vensters ter uitstalling op te hangen, te bevestigen of opgehangen of bevestigd te hebben;
f. (…).
Ingevolge artikel 1 wordt in deze landsverordening onder openbare weg verstaan: alle straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen of andere openliggende of ten dienste van het publiek bestemde gronden en plaatsen en, voor zover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaats hebben, ook alle watervlakten die, al of niet voor de publieke dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn.
Ingevolge artikel 1 van de Retributieverordening worden onder de naam van retributies bijdragen en vergoedingen geheven wegens het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde werken, bezittingen of inrichtingen van het Land.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, worden onder retributies voor de toepassing van deze landsverordening mede begrepen de rechten, verschuldigd voor het innemen van openbare grond of openbaar water of het hebben van voorwerpen onder, aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende grond, welke, of aan het Land in eigendom toebehorend water, hetwelk voor de openbare dienst is bestemd (precario).
Ingevolge artikel 4, tweede lid, zijn ten aanzien van de beslissingen, houdende vaststellingen van de hoogte van de verschuldigde retributies, de artikelen 43 tot en met 47 van de Landsverordening inkomstenbelasting (AB 1991 no. GT 51) van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor “de inspecteur” telkens wordt gelezen: degene die de hoogte van de retributies heeft vastgesteld.
Ingevolge artikel ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Retributie- en legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning (hierna: het Landsbesluit) is aan het Land onder de naam precario een retributie verschuldigd wegens het innemen van openbare gronden of wateren van het Land of het hebben van voorwerpen aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende gronden of wateren, welke voor de openbare dienst bestemd zijn, als volgt:
A. t/m M. (…);
N. voor het op of boven openbare grond langs openbare wegen uitstallen van ter verkoop aangeboden goederen, per m² ingenomen grond of gedeelte daarvan:
1°. per week ....................................... Afl. 15,-;
2°. per maand .................................... Afl. 25,-;
3°. per jaar ........................................ Afl. 135,-;
O. t/m P. (…);
Q. voor het innemen van openbare grond, anders dan bedoeld in de onderdelen A tot en met E en L tot en met M, per m² ingenomen grond of gedeelte daarvan:
1°. per week ...................................... Afl. 0,50;
2°. per maand ................................... Afl. 1,-;
3°. per jaar ........................................ Afl. 5,-.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, mag geen openbare grond of openbaar water als bedoeld in de aanhef van artikel 1, eerste lid, zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, worden ingenomen.
Ingevolge het vierde lid kan een vergunning worden geweigerd in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu.
Factuur van 22 juli 2016
2.2
Bij uitspraken van het gerecht van heden, in de zaken nrs. AUA201700174, AUA201700175 en AUA201700176, heeft de belastingrechter zich bevoegd geacht kennis te nemen van beroepen inzake facturen, waarbij precario in rekening wordt gebracht. Daartoe heeft het gerecht overwogen dat artikel 4, tweede lid, van de Retributieverordening vanaf 1 maart 2004 zo dient te worden gelezen, dat met betrekking tot beslissingen over de vaststelling van de hoogte van de retributies de artikelen 17 tot en met 20 van de Algemene landsverordening belastingen van overeenkomstige toepassing zijn. Het gerecht, als algemeen bestuursrechter, ziet thans geen aanleiding daarover anders te oordelen. Dat brengt met zich dat het gerecht, gelet op artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Lar, onbevoegd is van het beroep kennis te nemen, voor zover het is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur van 22 juli 2016 gemaakte bezwaar. Het gerecht zal bewerkstelligen dat het op 19 december 2016 ingekomen beroepschrift in zoverre aan de belastingrechter ter hand zal worden gesteld.
Brief van 8 augustus 2016
2.3
Voor zover het beroep is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de brief van 8 augustus 2016 gemaakte bezwaar, overweegt het gerecht als volgt.
Deze brief dient, gelet op de bewoordingen daarvan, te worden aangemerkt als de weigering van verweerder aan appellante een zogenoemde precariovergunning te verlenen, nu appellante daarbij te kennen wordt gegeven dat indien zij niet binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, de vergunning niet zal worden verleend. Aldus behelst deze brief een beschikking, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar.
Hangende het tegen het uitblijven van een beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar ingestelde beroep heeft verweerder appellante voorts bij brief van 16 december 2016 medegedeeld dat na heroverweging is besloten dat indien zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, aan haar precariovergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het verhuren van watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols. Deze brief behelst, evenals die van 8 augustus 2016, een beschikking van verweerder waarbij deze weigert precariovergunning te verlenen. Gegeven de formulering daarvan is deze beschikking voorts gegeven naar aanleiding van het tegen die van 8 augustus 2016 gemaakte bezwaar en is daarbij laatstvermelde beschikking heroverwogen. Onder deze omstandigheden en gelet op artikel 9, eerste lid, van de Lar, is het gerecht van oordeel dat de beslissing van 16 december 2016 een beschikking op bezwaar behelst. Met deze beschikking ten slotte is verweerder niet tegemoet gekomen aan het door appellante gemaakte bezwaar.
Nu appellante tegen de beschikking van 16 december 2016 geen beroep heeft ingesteld, houdt zij belang bij het beroep tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar, aangezien dit er in geval van vernietiging van de fictieve afwijzing toe kan leiden dat verweerder in de zaak moet voorzien op een wijze die ook betekenis heeft voor de reële beschikking, ook al is daartegen geen beroep ingesteld (vergelijk de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 november 2015, ECLI:NL:OGHACMB:2015:33). Het gerecht zal dat beroep beoordelen aan de aan de hand van de tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar gedurende de procedure aangevoerde inhoudelijke gronden.
2.4
Appellante betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dat zij gronden inneemt voor het uitstallen van ter verkoop aangeboden goederen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder N, van het Landsbesluit en dat verweerder ten onrechte geen vergunning heeft verleend voor het innemen van domeingrond ten behoeve van de verhuur van 30 strandstoelen en 10 parasols, hetgeen gedurende jaren de omvang van haar activiteiten is.
2.4.1
Zoals hiervoor onder 2.3 is overwogen, heeft verweerder bij beschikking van 8 augustus 2016, gehandhaafd in bezwaar bij beschikking van 16 december 2016, geweigerd aan appellante precariovergunning te verlenen indien de verschuldigde precario niet binnen 30 dagen wordt voldaan. In artikel 3, vierde lid, van het Landsbesluit is bepaald wanneer precariovergunning kan worden geweigerd, te weten in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu. Hetzelfde geldt, gelet op de plaatsing van dat artikel in het hoofdstuk “Maatregelen ter bevordering van de openbare orde, rust, veiligheid en reinheid” voor de weigering van de vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de APV. Nu verweerder bij de weigering niet heeft vermeld dat en waarom een van voormelde weigeringsronden zich voordoet, heeft verweerder ten onrechte geweigerd appellante precariovergunning te verlenen. Voor het standpunt van verweerder dat het voorafgaand aan vergunningverlening niet voldoen van precario grond is voor weigering een precariovergunning te verlenen, biedt het Landsbesluit noch enige andere bepaling grondslag. Het betoog slaagt reeds om deze reden. Het beroep tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar is reeds om deze reden gegrond. Hetgeen appellante voor het overige heeft aangevoerd, behoeft thans geen bespreking.
2.5
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het door appellante tegen de factuur van 6 juli 2016 gemaakte bezwaar;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een
beschikking op het door appellante tegen de beschikking van 8 augustus 2016
gemaakte bezwaar;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een
nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante van het bedrag van Afl. 1.000,- als bijdrage in de proceskosten.
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,- .
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 28 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).