ECLI:NL:OGEAA:2018:620

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201703105
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van vergunning tot tijdelijk verblijf

Op 8 oktober 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak. Appellante, die in persoon procedeerde, had beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Dit bezwaar was gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf als inwonende dienstbode bij haar werkgeefster. De Minister had op 13 januari 2017 de vergunning afgewezen, waarna appellante op 3 juli 2017 bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 10 oktober 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante ging hiertegen in beroep bij het Gerecht, maar de rechter oordeelde dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen de eerdere afwijzing en dat haar dat redelijkerwijs kon worden verweten. Hierdoor werd appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M.D. Angela en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de datum van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 8 oktober 2018
Lar nr. AUA201703105
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
allen wondend in Aruba,
APPELLANTE,
procederend in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Op 3 juli 2017 heeft [X] (hierna: de werkgeefster) bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder van 13 januari 2017, waarbij het verzoek van appellante van 16 augustus 2016 om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als inwonende dienstbode bij de werkgeefster werkzaam te zijn, is afgewezen.
Bij beschikking van 10 oktober 2017 heeft verweerder voornoemd bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de beschikking op bezwaar heeft appellante op 17 november 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 april 2018, alwaar zijn verschenen appellante in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde.
Vervolgens is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen
12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20 van de Lar, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2.2
Volgens vaste rechtspraak van het GHvJ (onder meer GHvJ 18 juni 2009, ECLI:NL:OGHNAA:2009:3) vloeit uit artikel 23, eerste lid, van de Lar voort dat geen beroep bij het Gerecht kan worden ingesteld door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Appellante heeft tegen de beschikking van 13 januari 2017 geen bezwaar heeft gemaakt en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot het oordeel leiden dat haar dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zij dient reeds op grond daarvan niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beslissing werd gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 8 oktober 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).