ECLI:NL:OGEAA:2018:468

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
639 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, diefstal met geweld en inbraak met vuurwapen in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot doodslag, diefstal met geweld en inbraak. De verdachte, die op 2 augustus 2017 samen met medeverdachten een woninginbraak pleegde, werd betrapt door de buurman, een politieagent, die door de verdachte in zijn knie werd geschoten. De verdachte had een vuurwapen bij zich, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot doodslag. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, en de verdediging voerde aan dat de verdachte niet de schutter was en dat er geen sprake was van opzet om te doden. Het gerecht oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de omstandigheden van de inbraak en het gebruik van een vuurwapen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de feiten schade had geleden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgevonden op 4 mei 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 primair, en 4 tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een beslissing te nemen omtrent de onder verdachte inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen, zoals nader omschreven in de schriftelijke uitwerking van het requisitoir.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door hem overgelegde pleitaantekeningen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Vuurwapen
1. dat hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 22 augustus 2017 te Aruba, een vuurwapen (een pistool van het merk Pietro Beretta met serienummer [serienummer]) en munitie (patronen van het merk Cavim kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening)
[straatnaam 1]
2. dat hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met een vuurwapen een/meer kogels op/ in/ in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door met een vuurwapen een/meer kogels op/ in/ in de richting van het lichaam/been van die [slachtoffer1] te schieten;
(artikel 2:276 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld,
geheel of ten dele toebehorende aan de bewoners van het perceel [straatnaam1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, samen met zijn medeverdachten met een vuurwapen naar voornoemde woning is gereden en zich vervolgens met een vuurwapen op het erf heeft begeven en met een vuurwapen een/meer kogels op/ in/ in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:291 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan de bewoners van het perceel [straatnaam1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en het/de weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en verbreking en inklimming door samen met zijn medeverdachten met een vuurwapen naar voornoemde woning is gereden en zich vervolgens op het erf heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een vuurwapen een/meer kogels op/ in/ in de richting van het lichaam/been van die [slachtoffer1] heeft geschoten;
(artikel 2:291 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
Poging/voorbereiding diefstal met geweld/afpersing [straatnaam 2]
3. dat hij op of omstreeks 13 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, te dwingen tot de afgifte van goederen/geld, in elk geval van enige goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, samen met zijn medeverdachten met een vuurwapen naar de woning van die [slachtoffer 2] is gereden en zich vervolgens met een vuurwapen op het erf heeft begeven en achter bedoelde woning is gaan schuilen in afwachting op de komst van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:291/2:294 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 13 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een anderen of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging en/of een afpersing in vereniging, als omschreven in artikelen 2:291 en 2:294 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een vervoermiddel, te weten een auto, en een voorwerp, te weten een vuurwapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 2:291/2:294 jo. artikel 1:120 van het Wetboek van Strafrecht)
Inbraak [straatnaam 3]
4. dat hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in een woning ([straatnaam 3]), gouden sieraden (halskettingen, armbanden, ringen en oorbellen), horloges en/of $1100,-, in elk geval enige goederen/geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij hij en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 2:290 jo. artikel 2:289 sub a en b van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4.1.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 ([straatnaam 1])
4.1.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe allereerst aangevoerd dat niet verdachte maar medeverdachte [medeverdachte] de schutter is geweest. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat gelet op de feiten en omstandigheden niet tot het oordeel kan worden gekomen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. Uit het dossier blijkt niet dat het de bedoeling was om een gewapende overval te plegen. Ook blijkt niet uit het dossier dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] had afgesproken dat bij een eventuele betrapping er gebruik zou worden gemaakt van het vuurwapen en om de dans te ontspringen er gericht geschoten zou worden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft op eigen initiatief, zonder medeweten van verdachte, besloten om op het slachtoffer te schieten. Het opzet van de verdachte was nimmer gericht was op de dood van het slachtoffer.
4.1.2.
Oordeel van het gerecht
A: Feiten en omstandigheden
Het gerecht leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Op 2 augustus 2017 omstreeks 20:45 uur trachtte verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] een inbraak te plegen in de woning van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Ze waren op zoek gegaan naar een huis om in te breken en zagen toen een lege woning. Verdachte nam een wapen mee voor de veiligheid. Via het raam van de woonkamer drongen zij de woning binnen. Er werd een schroevendraaier gebruikt om het raam te kunnen forceren. Tevens werd een luidspreker van het alarmsysteem vernield. Terwijl beide verdachten binnen waren begon een man, zijnde de heer [slachtoffer1], de buurman en tevens politieagent op Aruba, die buiten stond, tegen het raam te kloppen en met een zaklantaarn naar binnen te schijnen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] klommen daarop uit het keukenraam. Eén van beiden richtte een vuurwapen op hem en loste een schot. Hierbij werd de heer [slachtoffer1] in zijn linkerknie geraakt.
Getuige [medeverdachte 2] heeft op 19 augustus 2017 verklaard dat hij weet dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dagelijks inbraken plegen overal op het eiland en dat verdachte, telkens wanneer hij inbraken gaat plegen, een wapen bij zich heeft. Verdachte heeft op 30 augustus 2018 verklaard dat hij altijd een vuurwapen meeneemt als hij een inbraak gaat plegen en dat hij dat doet omdat hij bang is dat als men hem in hun woning zou betrappen, men zeker op hem zou schieten.
B: Wie is de schutter?
Uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan het gerecht niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wie van de beide verdachten de schutter is geweest. Dit zal het gerecht dan ook in het midden laten.
C: Voorwaardelijk opzet en medeplegen
Op grond van het voorgaande oordeelt het gerecht dat niet bewezen is dat bij beide verdachten sprake is geweest van vol opzet om het slachtoffer van het leven te beroven. De opzet van de verdachten was er op gericht om een woninginbraak te plegen.
Wel is het gerecht van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachten zijn de woning binnengedrongen waarbij tenminste één van hen een geladen vuurwapen in de hand hield. Dit was het vuurwapen van verdachte. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat hij dit vuurwapen die avond had meegenomen. Gelet op de verklaring van getuige [medeverdachte 2] dat hij weet dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dagelijks inbraken plegen overal op het eiland en dat verdachte telkens een vuurwapen meeneemt als hij een inbraak gaat plegen, hetgeen wordt bevestigd door verdachte, gaat het gerecht ervan uit dat ook medeverdachte [medeverdachte] wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen. Bij een woninginbraak, zeker omstreeks 20:45 uur, bestaat de aanmerkelijke kans op betrapping en/of verzet. Voor verdachte was dit ook de reden dat hij een wapen meenam wanneer hij een inbraak ging plegen. Reeds door een geladen vuurwapen direct bij de hand te hebben, hebben de verdachten zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het vuurwapen bij betrapping gebruikt zou worden en iemand daardoor zodanig ernstig gewond zou raken dat de dood het gevolg zou zijn. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat schotwonden vaak de dood tot gevolg hebben. Reeds door samen de woning met een geladen vuurwapen binnen te dringen hebben beide verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij betrapping het vuurwapen zou worden gebruikt. Daarom is niet van belang dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die heeft geschoten. [1]
Op grond van het voorgaande oordeelt het gerecht eveneens dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het gerecht het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Hoewel de samenwerking primair gericht was op het plegen van een woninginbraak, strekte de samenwerking zich ook uit tot strafbare feiten die van het gemaakte plan een onderdeel vormden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gingen vaker samen op inbrekerspad en daarbij nam verdachte altijd zijn wapen mee. Verder wijst alles er op dat de verdachten niet ‘gepakt’ wilden worden. Onderdeel van het – al dan niet stilzwijgende – plan moet derhalve zijn geweest om bij betrapping met behulp van een wapen te kunnen vluchten. Het gebruik van het wapen lag als een dusdanig waarschijnlijke mogelijkheid besloten in de bewuste en nauwe samenwerking met het oog op de voorgenomen inbraak, dat ook wat betreft het schieten zo bewust en nauw is samengewerkt dat van medeplegen kan worden gesproken. [2]
Het gerecht overweegt ten overvloede het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wapen aan medeverdachte [medeverdachte] gaf omdat [medeverdachte] om het wapen vroeg. [medeverdachte] wilde het wapen omdat hij wilde schieten, aldus verdachte. Het gerecht overweegt dat, ook indien voornoemde lezing van de verdachte zou worden gevolgd, verdachte door zijn handelen, te weten het afgeven van het wapen aan [medeverdachte], bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door [medeverdachte] zou worden geschoten en het slachtoffer daardoor zodanig ernstig gewond zou raken dat de dood het gevolg zou zijn, zodat bij beide verdachten sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Ook in dit geval oordeelt het gerecht dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. De bijdrage van verdachte aan de poging doodslag, te weten het afgeven van het vuurwapen, is naar oordeel van het gerecht van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
4.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 (poging/voorbereiding diefstal met geweld/afpersing [straatnaam2])
4.2.1
Standpunt van de raadsman 1
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat er sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging omdat niet bewezen kan worden dat de verdachten het beoogde slachtoffer daadwerkelijk bij zijn woning zijn gaan opwachten en dat het opwachten bij een lege woning een absoluut ondeugdelijke poging is, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.2
Oordeel van het gerecht
Uit het gebezigde bewijs, waaronder ook de in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen foto’s en whatsapp-gesprekken, kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachten bij de woning van het slachtoffer zijn geweest.
Voorts is een absoluut ondeugdelijke poging een poging waarin het gevolg in alle gevallen niet zal intreden. Het moet gaan om een handeling die absoluut ongeschikt is om het misdrijf tot stand te brengen. In de onderhavige zaak was het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten niet absoluut ongeschikt om het misdrijf te kunnen voltooien, omdat de kans bestond dat het slachtoffer wel zou komen opdagen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
4.2.3
Standpunt van de raadsman 2
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte het oogmerk had om een diefstal/afpersing met geweld te plegen, gericht tegen [slachtoffer 2].
4.2.4
Oordeel van het gerecht
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met verdachte en [medeverdachte] naar een woning is gereden met
de bedoelingom de bewoner te beroven en dat zij een vuurwapen mee hadden. Bij de woning aangekomen zijn verdachte en [medeverdachte] het erf op gegaan en hebben zij zich verstopt in afwachting van de komst van de bewoner. Verdachte heeft deze verklaring van [medeverdachte 2] bevestigd. Verdachte verklaarde dat hij een vuurwapen had meegenomen en dat [medeverdachte] met de informatie was gekomen dat deze man veel geld zou hebben.
Uit het voorgaande leidt het gerecht af dat bij de verdachten het oogmerk aanwezig was dat de diefstal zou worden voorbereid of vergemakkelijkt of dat het bezit van het gestolene werd verzekerd door de toepassing van geweld dan wel bedreiging met geweld. Het verweer wordt daarom verworpen.
Het gerecht concludeert dan ook dat verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of afpersing.
4.2.5
Standpunt van de raadsman 3
De raadsman heeft ook nog aangevoerd dat de verklaring van getuige [slachtoffer 2] niet voor het bewijs gebruikt kan worden, omdat blijkens het proces-verbaal de getuige op 28 augustus 2017 is gehoord, terwijl als dagtekening van het proces-verbaal 17 augustus 2017 staat vermeld.
4.2.6
Oordeel van het gerecht
Een door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal dat niet in de wettelijk voorgeschreven vorm is opgemaakt kan als ander geschrift in de zin van art. 387 lid 1 onder e Sv aan het bewijs meewerken. In die zin is de verklaring voor het bewijs gebezigd, waarbij het gerecht er vanuit gaat dat er sprake is geweest van een kennelijke verschrijving bij een van de bedoelde datums. Het verweer wordt daarom verworpen.
4.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 (inbraak [straatnaam 3])
4.3.1
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het feit niet bewezen kan worden omdat uit het strafdossier niet de conclusie kan worden getrokken dat medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte verklaren over de diefstal
[straatnaam 3
].
4.3.2
Oordeel van het gerecht
Uit het gebezigde bewijs kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachten bij de woning te [straatnaam 3] hebben ingebroken. De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte staan niet op zichzelf. Naast de aangifte is er het proces-verbaal van bevinding/aanhouding medeverdachte [medeverdachte 2], waaruit volgt dat de inbrekers achter het erf van [straatnaam] liepen, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] in de buurt van [straatnaam] in de auto aan het wachten was.
4.4.Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Vuurwapen
1. dat hij in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2017 tot en met 22 augustus 2017 te Aruba, een vuurwapen (een pistool van het merk Pietro Beretta met serienummer [serienummer]) en munitie (patronen van het merk Cavim kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
[straatnaam 1]
2. primair:
dat hij op
of omstreeks2 augustus 2017 te Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met een vuurwapen een
/meerkogel
s op/ in/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Poging/voorbereiding diefstal met geweld/afpersing [straatnaam 2]
3. primair:
dat hij op
of omstreeks13 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2], i
n elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader
shetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
/of
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en
/ofbedreiging met geweld, te dwingen tot de afgifte van goederen/geld,
in elk geval van enige goederen/geld,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,samen met zijn medeverdachte
nmet een vuurwapen naar de woning van die [slachtoffer 2] is gereden en zich vervolgens met een vuurwapen op het erf heeft begeven en achter bedoelde woning is gaan schuilen in afwachting op de komst van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Inbraak [straatnaam 3]
4. dat hij op
of omstreeks14 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in een woning ([straatnaam 3]),
(gouden)sieraden
(halskettingen, armbanden, ringen en oorbellen
), horloges en
/of$1100,-,
in elk geval enige goederen/geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij hij en
/ofzijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/of het/de weg te nemen goederen/geld onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Vrijwillige terugtred
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het onder 3 primair tenlastegelegde feit niet als poging dan wel voorbereiding gekwalificeerd kan worden omdat de verdachte en diens medeverdachten vrijwillig zijn teruggetreden. Vorenstaande brengt, aldus de raadsman, mee dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de voorgenomen diefstal/afpersing met geweld niet is voltooid ten gevolge van de omstandigheid dat het slachtoffer niet was thuisgekomen. De gedragingen die de verdachte reeds had verricht, te weten het samen met de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] naar de woning van het slachtoffer rijden, een vuurwapen meenemen en zich verstoppen in afwachting van het slachtoffer strekken tot voltooiing van het delict. De reden van terugtreden was derhalve gelegen in een omstandigheid buiten de wil van verdachte, zodat van vrijwillige terugtred geen sprake is.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Feit 2 primair
Medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 259, juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3 primair
De eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:291 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht,
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:294 jo. artikelen 2:291, tweede lid, 2:289 aanhef en onder a en 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel artikel 2:289 sub a en b van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, nadat zij samen gepoogd hadden bij een woning in te breken en zij vervolgens betrapt werden door de buurman. De buurman, een politieagent, is door één van de daders in zijn linkerknie geschoten. Dit is een zeer ernstig feit. Het gerecht acht het daarbij uiterst kwalijk dat de verdachte bij het plegen van inbraken altijd een (geladen) vuurwapen meeneemt en hij daardoor de aanmerkelijk kans aanvaard dat het vuurwapen bij betrapping gebruikt zal worden. Een dergelijk vergrijp veroorzaakt gevoelens van afschuw, onveiligheid en grote onrust in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging diefstal met geweld/afpersing en een woninginbraak. Verdachte heeft met zijn gedrag aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans lichamelijke integriteit noch voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien draagt verdachte met zijn handelen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Tenslotte heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie kan gevaarlijke situaties met zich meebrengen, zoals ook in deze zaak is gebleken.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van het gerecht niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Als strafverhogende omstandigheid neemt het gerecht in aanmerking dat verdachte, zo blijkt uit het justitieel documentatieregister d.d. 24 januari 2018, in 2017 is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke vermogensdelicten.
Bij het bepalen van de hoogte van straf weegt het gerecht in het voordeel van verdachte mee dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen zwartkleurige powerline by Daisy 415 luchtdrukpistool en het inbeslaggenomen zwartkleurige herentasje, inhoudende een pistool van het merk Pietro Beretta, kaliber 7.65mm (.32) met serienummer [serienummer] en zeven patronen allemaal van het merk CAVIM kaliber 7.65mm, zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken. Het luchtdruk pistool is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, en is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten aangetroffen. Met behulp van het pistool van het merk Pietro Beretta is het onder 1 primair bewezenverklaarde feit begaan. Dit pistool is eveneens van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang
B.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de volgende voorwerpen, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer:
  • één paar zwartkleurige sportschoenen van het merk Nike model Air;
  • één spuitbus WD40;
  • één spuitbus Chemtrom MD-1;
  • twee potjes Mothers Amg & Aluminium polish;
  • één OG chillum pijp;
  • één schoonmaakdoek met opschrift Toy Story;
  • één geelkleurige schoonmaakdoek;
  • één blauwkleurige T-shirt;
  • één geelkleurige T-shirt met opschrift “I Weed”;
  • één witkleurige hemd met opschrift “Bombini siempre verde”;
  • één zwart met wit plastictasje inhoudende één paar zwarte sokken, één zwartkleurige T-shiert van het merk Off Shore en één zwartkleurige hemd met lange mouwen van het merk Allstyle Classic;
  • één witkleurige mobiele telefoon van het merk Samsung model Duos.
C.
Niet in staat te beslissen
Het gerecht acht zich niet in staat te beslissen over de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • schroevendraaier met een zwart met oranje handvat van het merk “Barsinuo”,
  • één doorzichtige plasticzakje inhoudende op marihuana gelijkende kruiden;
  • één maler;
  • één fijn weger;
  • één kokertje bb’s vanhet merk precisison max;
  • een marihuanaplant.

10.Benadeelde partijen

10.1.Vordering van de benadeelde partij ten aan zien van feit 2
Nu door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geen rechtstreekse schade is toegebracht, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
10.2.
Vordering van de benadeelde partij ten aan zien van feit 4
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte (en diens medeverdachten) wegens materiële schade die hij als gevolg van het bewezenverklaarde feit onder 4 zou hebben geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte (en diens medeverdachten) gepleegde feit, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is. De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde bewijsstukken, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van Afl. 2.500,-. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De vordering kan voor het overige bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
10.3.Hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een andere medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
10.4
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal het gerecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan het Land Aruba van (Afl. 2.500,-), ten behoeve van [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door VIJFENTWINTIG (25) dagen hechtenis met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Voorts wordt bepaald dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen, alsmede dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75,
1:76, 1:78, 1:133, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
acht (8) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 9B genoemde voorwerpen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [slachtoffer 3] -hoofdelijk in die zin dat als één van de mededaders heeft betaald de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd- om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van Afl. 2.500,-
(zegge: tweeduizendvijfhonderd florin);
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijkheid in zijn vordering;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan het Land Aruba ter zake van het bewezen verklaarde ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] een bedrag te betalen van Afl. 2.500,-
(zegge: tweeduizendvijfhonderd florin), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
een (25) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan het Land ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens één van de mededaders aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen, alsmede dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 25 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 14 mei 2014, ECLI:NLGHAMS:2014:1754 in een vergelijkbaar geval
2.Zie in dit verband Hoge Raad 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964 (Nijmeegse scooterzaak)