ECLI:NL:OGEAA:2018:165
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen opgelegde UTB door douane-expediteur niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een beroep van N.V. tegen de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De belanghebbende, een douane-expediteur, had bezwaar en beroep aangetekend tegen een aan de importeur, WTH NV, opgelegde Uitnodiging tot Betaling (UTB) van Afl. 216.508,65 aan invoerrechten. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet rechtstreeks aangesproken kon worden voor de betaling van de UTB die aan WTH NV was opgelegd, omdat hij als derde geen belang had bij deze UTB. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De procedure begon met een uitnodiging tot betaling die op 13 juli 2017 door de Inspecteur aan de belanghebbende was verzonden. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een beroep dat op 1 september 2017 werd ingesteld, vond op 28 februari 2018 een zitting plaats. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat WTH NV de UTB inmiddels volledig had betaald en dat de Inspecteur had toegezegd de UTB aan de belanghebbende te vernietigen. Het Gerecht concludeerde dat de belanghebbende geen belang meer had bij zijn beroep, aangezien de UTB aan WTH NV was voldaan en de Inspecteur had toegezegd de UTB aan de belanghebbende te vernietigen.
Het Gerecht kwam niet toe aan de vraag of de belanghebbende als 'bijzondere gemachtigde' aangemerkt diende te worden, maar merkte op dat degene die als aangever optreedt, doorgaans als 'bijzondere gemachtigde' kan worden beschouwd. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.