ECLI:NL:OGEAA:2017:910

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2096 van 2017 / AUA201702504
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de opheffing van executoriaal beslag op bankrekening in Aruba

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, een kort geding aangespannen tegen de vereniging Sindicato di Empleadonan Publico y Priva di Aruba (SEPPA), vertegenwoordigd door mr. D.L. Emerencia. Eiser vorderde de opheffing van een executoriaal beslag dat op 10 augustus 2017 door SEPPA was gelegd op zijn bankrekening, waarop zijn pensioengelden worden gestort. Eiser stelde dat het beslag alleen betrekking had op toekomstige pensioengelden en dat hij geen spoedeisend belang had bij de vordering.

Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat het beslag onterecht was en dat hij recht had op de vrijgave van zijn gelden. SEPPA voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering van eiser. Het Gerecht oordeelde dat eiser geen spoedeisend belang had bij de opheffing van het beslag, aangezien het beslag alleen betrekking had op de gelden die op het moment van beslaglegging op zijn rekening stonden. De rechter verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd bevestigd dat alleen de op dat moment aanwezige saldo onder het beslag valt.

Het Gerecht concludeerde dat de vordering van eiser in een bodemprocedure waarschijnlijk zou worden afgewezen en wees de vordering af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van SEPPA tot aan de uitspraak waren begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitgesproken op 15 november 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 15 november 2017
Behorend bij K.G. no. 2096 van 2017 / AUA201702504
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
de vereniging
SINDICATO DI EMPLEADONAN PUBLICO Y PRIVA DI ARUBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: SEPPA,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties,
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 19 oktober 2017.
1.2 [
Eiser] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen, en SEPPA is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, SEPPA onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. het bij partijen genoegzaam bekende door SEPPA ten laste van [Eiser] gelegde executoriale beslag opheft, althans SEPPA beveelt dat beslag met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- voor iedere dag dat SEPPA dat bevel niet opvolgt;
b. SEPPA veroordeelt in de proceskosten.
2.2
SEPPA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [Eiser] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [Eiser] geen belang laat staan een spoedeisend belang bij (toewijzing van) zijn vordering, en wel om het volgende.
3.2
Vast staat tussen partijen dat SEPPA op 10 augustus 2017 executoriaal beslag heeft gelegd op de bankrekening van [Eiser] waarop maandelijks zijn pensioengelden worden gestort of overgemaakt. In dat verband heeft [Eiser] ter zitting verklaard dat de door hem verzochte opheffing alleen ziet op toekomstige nog op zijn rekening te storten pensioengelden. [Eiser] miskent daarmee echter dat het beslag alleen ziet op die gelden die op het moment van beslaglegging op zijn rekening stonden. Gelden die na dat moment worden gestort op of overgemaakt naar die rekening vallen niet onder het beslag (zie in dit verband HR 07-06-1929, NJ 1929, 1285 (Postgiro-arrest)). De omstandigheid dat de bank als gevolg van of reactie op het beslag zonder recht of titel daartoe ook die gelden blokkeert, valt niet toe te rekenen aan SEPPA. Het ligt te dezen op de weg van [Eiser] om zijn bank al dan niet buiten rechte te bewegen om alleen de door het beslag getroffen gelden van [Eiser] ten behoeve van de executant onder zich te houden. Over alle na het moment van beslaglegging plaatsgevonden aanwas op die rekening, niet zijnde rente over de door het beslag getroffen gelden, moet [Eiser] zonder meer vrijelijk kunnen beschikken.
3.3
Bij de hiervoor voorshands geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vordering van [Eiser] zal worden afgewezen. De thans door [Eiser] verzochte voorziening zal daarom worden afgewezen.
3.4 [
Eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SEPPA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [Eiser] verzochte;
-veroordeelt [Eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SEPPA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.