ECLI:NL:OGEAA:2017:847

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
Aua201701190
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba inzake beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar tegen factuur voor precariokosten

Op 23 oktober 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Coöperatieve Vereniging LA CABANA BEACH & RACQUET CLUB, hierna appellante, tegen de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening en Integratie, hierna verweerder. De zaak betreft een beroep ingesteld door appellante tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar tegen een factuur van 2 februari 2017, waarin precariokosten ter hoogte van Afl. 81.694 in rekening werden gebracht. Appellante had op 3 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen deze factuur, maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat verweerder geen verweer heeft gevoerd. Hierdoor kon de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking niet in stand blijven.

Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep voor zover dit gericht was tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar tegen de factuur. Dit omdat de belastingrechter zich eerder bevoegd had verklaard in soortgelijke zaken. Het Gerecht heeft het beroep voor het overige gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris, en werd het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak van 23 oktober 2017
Aua201701190
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
Coöperatieve Vereniging LA CABANA BEACH & RACQUET CLUB,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown,
gericht tegen:
De Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 24 februari 2017 heeft verweerder, appellante bericht dat de verzochte precariovergunning verleend kan worden na de betaling van een factuur (factuurdatum 2 februari 2017) ten bedrage van Afl. 81.694 waaronder een bedrag van Afl. 81.675 aan precariokosten. De factuur is bij de brief gevoegd.
Daartegen heeft appellante op 3 maart 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 22 juni 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Voor zover het beroep gericht is tegen de factuur van 2 februari 2017 waarbij precariokosten in rekening worden gebracht overweegt het gerecht als volgt. In de uitspraken van 28 augustus 2017 waaronder ECLI:NL:OGEAA:2017:674 en 675 heeft de belastingrechter zich bevoegd geacht kennis te nemen van beroepen inzake facturen, waarbij precario in rekening wordt gebracht. Daartoe heeft de belastingrechter overwogen dat artikel 4, tweede lid, van de Retributieverordening vanaf 1 maart 2004 zo dient te worden gelezen, dat met betrekking tot beslissingen over de vaststelling van de hoogte van de retributies de artikelen 17 tot en met 20 van de Algemene landsverordening belastingen van overeenkomstige toepassing zijn. Het gerecht, als algemeen bestuursrechter, ziet thans geen aanleiding daarover anders te oordelen. Dat brengt met zich dat het gerecht, gelet op artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Lar, onbevoegd is van het beroep kennis te nemen, voor zover het is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur gemaakte bezwaar. Het gerecht zal bewerkstelligen dat het op 22 juni 2017 ingekomen beroepschrift in zoverre aan de belastingrechter ter hand zal worden gesteld.
2.2.1
De brief van 24 februari 2017 dient, gelet op de bewoordingen daarvan, naar het oordeel van het gerecht te worden aangemerkt als de weigering van verweerder aan appellante een zogenoemde precariovergunning te verlenen, nu appellante daarbij te kennen wordt gegeven dat indien zij niet binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, de vergunning niet zal worden verleend. Aldus behelst deze brief een beschikking, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar. Voor zover het beroep hiertegen gericht is overweegt het gerecht dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2.2
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder c, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
2.3
Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het door appellante tegen de factuur van 2 februari 2017 gemaakte bezwaar;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 23 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).