Op 17 oktober 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man, die in persoon procedeerde. De minderjarige, geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de man, werd vertegenwoordigd door de Voogdijraad, die als bijzondere curator was benoemd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 mei 2017 was ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 9 augustus 2017 en een mondelinge behandeling op 5 september 2017.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder en de man op 14 november 2016 zijn gescheiden. De moeder verzocht om de ontkenning van het vaderschap, met de stelling dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. Het gerecht oordeelde dat, hoewel er geen DNA-onderzoek was overgelegd, de verklaring van de moeder en de man, in combinatie met het feit dat zij sinds 9 mei 2016 niet meer op hetzelfde adres stonden ingeschreven, voldoende bewijs vormden om te concluderen dat de man niet de biologische vader was. Het verzoek werd derhalve toegewezen.
Daarnaast verleende het gerecht de moeder toestemming om kosteloos te procederen, op basis van het overgelegde bewijs van onvermogen. De beschikking werd gegeven door rechter mr. W.C.E. Winfield, in tegenwoordigheid van de griffier.