ECLI:NL:OGEAA:2017:720

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
LAR 1779/2009; AUA200900034
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor inwonende huisknecht

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het beroep van twee appellanten tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. Appellant sub 1 had verzocht om een vergunning om als inwonende huisknecht bij appellant sub 2 te werken, maar dit verzoek werd op 8 augustus 2008 door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie afgewezen. De appellanten maakten bezwaar, maar dit werd op 1 juni 2009 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben zij op 17 juni 2009 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De zaak werd behandeld op zittingen in 2009 en 2017, waarbij de appellanten steeds door verschillende advocaten werden vertegenwoordigd. Tijdens de zitting in 2017 werd de vraag opgeworpen of de appellanten nog belang hadden bij het beroep, gezien de tijd die verstreken was sinds de afwijzing van het verzoek. Appellant sub 1 stelde dat de rechtmatigheid van zijn verblijf van belang was voor een eventuele toekomstige aanvraag om een vergunning tot verblijf, maar het gerecht oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. Ook appellant sub 2 kon geen relevant belang aantonen.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat het belang aan het beroep van appellanten was komen te ontvallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter W.C.E. Winfield op 18 september 2017, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 18 september 2017
LAR 1779/2009; AUA200900034
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[appellant 1]

2. [appellant 2],
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.A. Henriquez (DIMAS).

1.HET PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 augustus 2008 heeft verweerder een verzoek van appellant sub 1 om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om als inwonende huisknecht bij appellant sub 2 werkzaam te zijn afgewezen.
Bij beschikking van 1 juni 2009 heeft verweerder het door appellanten daartegen op 27 oktober 2008 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen hebben appellanten op 17 juni 2009 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 10 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2009, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen, en op 3 april 2017, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, zijn verschenen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
De in bezwaar gehandhaafde beschikking betreft de afwijzing van het verzoek van appellant sub 1 om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om als inwonende huisknecht bij appellant sub 2 werkzaam te zijn voor de periode 4 mei 2008 tot 4 mei 2009. Gelet hierop, is de vraag gerezen of appellanten thans nog belang bij het beroep hebben. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft appellant sub 1 te kennen gegeven dat hij belang heeft bij het beroep, aangezien de duur van een aaneengesloten periode van rechtmatig verblijf bij de beoordeling van een eventuele aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf op de voet van artikel 7a van de Landsverordening toelating en uitzetting en een eventueel verzoek tot naturalisatie wordt betrokken, en appellant sub 2 omdat hij ten behoeve van het verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf aan appellant sub 1 leges heeft voldaan.
Het gerecht is van oordeel dat appellanten aldus niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij nog belang bij het beroep hebben. Appellant sub 1 heeft zijn stelling dat de rechtmatigheid van zijn verblijf gedurende voormelde periode van belang is voor onder meer de beoordeling of hij in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf niet nader onderbouwd, reeds omdat hij gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de daaraan aansluitende periode rechtmatig verblijf heeft gehad in Aruba. Met de enkele stelling dat hij de voor vergunningverlening vereiste leges heeft voldaan, heeft appellant sub 2 gesteld noch aannemelijk gemaakt belang te hebben bij beoordeling van de rechtmatigheid van de handhaving in bezwaar van de weigering om aan appellant sub 1 de verzochte vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen.
Onder deze omstandigheden is het belang aan het beroep van appellanten komen te ontvallen.
2.2
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).