ECLI:NL:OGEAA:2017:709
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 september 2017 uitspraak gedaan op een verzoek van een Australische verzoekster om schorsing van een afwijzende beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoekster had op 14 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de minister was afgewezen. Hiertegen had de verzoekster op 22 augustus 2017 bezwaar gemaakt. Op 1 september 2017 verzocht zij het gerecht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat de afwijzing haar onevenredig zou benadelen.
Het gerecht oordeelde dat het verzoek evident niet voor inwilliging vatbaar was. Het had eerder, op 5 juli 2017, al bepaald dat de verzoekster voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering behandeld moest worden alsof zij in het bezit was van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er op het bezwaarschrift zou zijn beslist. Aangezien de minister nog niet had beslist op het bezwaarschrift, bleef deze eerdere beslissing van kracht. Het gerecht concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoekster bij de gevraagde schorsing, omdat zij al als rechtmatig verblijf houdend werd behandeld.
De rechter heeft het verzoek afgewezen, en deze beslissing werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 11 september 2017, in aanwezigheid van de griffier.