ECLI:NL:OGEAA:2017:709

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
LAR nr. AUA201702186
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 september 2017 uitspraak gedaan op een verzoek van een Australische verzoekster om schorsing van een afwijzende beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoekster had op 14 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de minister was afgewezen. Hiertegen had de verzoekster op 22 augustus 2017 bezwaar gemaakt. Op 1 september 2017 verzocht zij het gerecht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat de afwijzing haar onevenredig zou benadelen.

Het gerecht oordeelde dat het verzoek evident niet voor inwilliging vatbaar was. Het had eerder, op 5 juli 2017, al bepaald dat de verzoekster voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering behandeld moest worden alsof zij in het bezit was van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er op het bezwaarschrift zou zijn beslist. Aangezien de minister nog niet had beslist op het bezwaarschrift, bleef deze eerdere beslissing van kracht. Het gerecht concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoekster bij de gevraagde schorsing, omdat zij al als rechtmatig verblijf houdend werd behandeld.

De rechter heeft het verzoek afgewezen, en deze beslissing werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 11 september 2017, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 11 september 2017
LAR nr. AUA201702186
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster],
van Australische nationaliteit
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 juli 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoekster om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel verblijf bij haar dochter [X].
Hiertegen heeft verzoekster op 22 augustus 2017 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Op 1 september 2017 heeft zij zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking dan wel het treffen van een voorlopige voorziening.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Hoewel de Lar daarvoor geen uitdrukkelijke grondslag biedt, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat in bepaalde gevallen uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan, zonder dat partijen tevoren ter zitting zijn gehoord. Daarvoor kan aanleiding bestaan, indien onverwijlde spoed dit vereist, alsmede in het geval dat het verzoek evident niet-ontvankelijk of niet voor inwilliging vatbaar is, dan wel het verzoek blijk geeft van misbruik van procesrecht.
2.3
Naar het oordeel van het gerecht is het verzoek evident niet voor inwilliging vatbaar. Het gerecht heeft immers op 5 juli 2017 bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat verzoekster, voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, met als doel verblijf bij haar dochter [X], totdat is beslist op het tegen de beschikking van verweerder van 3 februari 2017 ingediende bezwaarschrift. Het gerecht begrijpt uit het verzoekschrift dat verweerder op bedoelde bezwaarschrift nog niet heeft beslist. Dit betekent dat de beslissing van het gerecht van 5 juli 2017 nog steeds van kracht is. Nu verzoekster moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, valt niet in te zien welk (spoedeisend) belang zij heeft bij de door haar verlangde schorsing/voorlopige voorziening.
2.4
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.