ECLI:NL:OGEAA:2017:707

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2758 van 2016 / AUA201601480
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de vader, [X], verzocht om wijziging van het gezag over zijn minderjarige dochter [Z], geboren op [datum] 2009, en om vaststelling van een omgangsregeling. De moeder, [Y], heeft verweer gevoerd en verzocht om kinderalimentatie. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 3 november 2016, gevolgd door verschillende indelingen van producties en een mondelinge behandeling op 14 februari 2017. De Voogdijraad heeft rapportages ingediend en beide ouders zijn verschenen bij de zittingen.

De rechter heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag werd afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders was problematisch, wat de gezamenlijke gezagsuitoefening bemoeilijkte. De Voogdijraad had echter aangegeven dat er mogelijkheden waren voor communicatie in het belang van de minderjarige, maar de rechter oordeelde dat de situatie niet verbeterd zou zijn op korte termijn.

Wat betreft de omgangsregeling, heeft de rechter vastgesteld dat het recht op omgang niet ontzegd kan worden en heeft een regeling goedgekeurd die rekening houdt met de belangen van de minderjarige en de ouders. De omgangsregeling houdt in dat de vader de minderjarige elke woensdag van school ophaalt en om het weekend bij de moeder ophaalt. De moeder is ook toestemming verleend om kosteloos te procederen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 12 september 2017
Behorend bij EJ nr. 2758 van 2016 / AUA201601480
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
Belanghebbende:
[Z], geboren op [datum] 2009 in Aruba,
hierna de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 3 november 2016,
  • de producties zijdens de vader, ingediend op 9 en 10 februari 2017,
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek overgelegd op 14 februari 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 14 februari 2017, waaruit blijkt dat partijen in persoon zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en mevrouw A. Flanders namens de Voogdijraad,
  • het rapport van de voogdijraad, ingediend op 15 mei 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting behandeling achter gesloten deuren op 20 juni 2017, waaruit blijkt dat partijen in persoon zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en de heer M. Loopstok namens de Voogdijraad.
De uitspraak is bepaald op heden.
2.DE FEITEN
Uit een affectieve relatie tussen de partijen is op [datum] 2009 in Aruba geboren de thans nog minderjarige [Z] (hierna de minderjarige). Zij is op 9 februari 2009 door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.DE VERZOEKEN

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast alsmede tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige zoals in het verzoekschrift voorgesteld door de vader.
3.2
De moeder voert verweer en verzoekt om een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen.

4.DE BEOORDELING

Het zelfstandig verzoek

4.1
Ingevolge artikel 429 h, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mag het verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek.
Het oorspronkelijke verzoek, ingediend door de vader, strekt tot het wijzigen van het ouderlijk gezag met bepaling van een nieuwe omgangsregeling en is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) (afdeling 2 van Titel 14 Ouderlijk Gezag) respectievelijk artikel 1:377f BW (Titel 15 Omgang, informatie en raadpleging).
4.2
Het zelfstandig verzoek, ingediend door de moeder, strekkende tot kinderalimentatie is gebaseerd op artikel 1:406 BWA (afdeling 2 van Titel 17 Levensonderhoud) en heeft geen betrekking op het (oorspronkelijke) gezags- en omgangsverzoek, zodat dit verzoek buiten beschouwing zal worden gelaten.
Gezag
4.3
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.4
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.5
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat de essentiële elementen voor gezamenlijk gezag, zoals normale communicatie, betrouwbaarheid en respect, ontbreken.
De man voert hier verweer tegen. Hij stelt dat de communicatie door de moeder wordt geblokkeerd en daardoor de communicatie via de huistelefoon van de grootouders moederszijde moet geschieden.
4.6
Uit het rapport van de Voogdijraad kan worden vastgesteld dat de vader interesse toont en betrokken wil zijn in de ontwikkeling van de minderjarige. Ondanks het feit dat de communicatie tussen de ouders stroef verloopt, ziet de Voogdijraad dat de ouders in de toekomst in het belang van de minderjarige met elkaar minimaal zouden kunnen communiceren. De ouders hebben aan de Voogdijraad aangegeven bereidwillig te zijn om uitsluitend over de minderjarige te communiceren. Volgens de Voogdijraad dreigt de ontwikkeling van de minderjarige niet klem of verloren te raken indien de ouders gezamenlijk belast worden met het gezag over de minderjarige.
4.7
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat partijen al geruime tijd niet in staat zijn tot onderlinge communicatie. Dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, is – ondanks de bevindingen van de Voogdijraad zoals hiervoor weergegeven – niet aannemelijk geworden. Het gerecht is dan ook van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders. Het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag te worden belast zal daarom worden afgewezen.
Omgang
4.8
In gevolge artikel 377a van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. Het recht op omgang wordt door de rechter slechts ontzegd wanneer een van de in het derde lid genoemde gevallen zich voordoet. Dat een van die gevallen zich in dit geval voordoet, is niet gebleken. Het gerecht zal derhalve een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen, waarbij rekening zal worden gehouden met de belangen van beide ouders en de minderjarigen.
4.9
De Voogdijraad heeft een voorstel gedaan met betrekking tot de door de vader verzochte omgangsregeling. Dit voorstel is ter zitting besproken en partijen zijn tot bepaalde afspraken gekomen. Gelet op het verhandelde ter zitting acht het gerecht de hieronder vermelde regeling in het belang van de minderjarigen.
4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan de moeder toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.11
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de moeder toestemming om in deze zaak kosteloos te procederen,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [X] en [Z], geboren op [datum] 2009 in Aruba, als volgt:
- elke woensdag, waarbij de vader de minderjarige van school ophaalt en donderdagochtend naar school terugbrengt,
- om het weekend, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag om 18:00 uur bij de moeder thuis ophaalt en de moeder de minderjarige op zondag om 18:00 uur bij de vader thuis ophaalt,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 12 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.