ECLI:NL:OGEAA:2017:606
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot reisverbod voor een minderjarige in kort geding
In deze zaak, die op 21 augustus 2017 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M.R.F. Scheper, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.A.R. Bryson. De eiser vorderde een verbod voor de gedaagde om met de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2012, naar het buitenland te reizen of te verhuizen, en vroeg tevens om een voorlopige omgangsregeling. De minderjarige is erkend door de eiser, maar de gedaagde oefent op grond van het Burgerlijk Wetboek van Aruba alleen het gezag over de minderjarige uit.
De eiser stelde dat hij vreest dat de gedaagde met de minderjarige naar het buitenland zal vertrekken, omdat de gedaagde meerdere keren heeft gedreigd en een nieuw paspoort voor de minderjarige heeft aangevraagd. De gedaagde daarentegen voerde aan dat er geen spoedeisend belang is, aangezien de bodemprocedure over gezag en omgang al is gepland voor 5 september 2017. De gedaagde benadrukte dat zij al meer dan zes jaar op Aruba woont en geen plannen heeft om te verhuizen, en dat de minderjarige momenteel een stabilisatietraject ondergaat ter voorbereiding op een traumabehandeling.
Het gerecht oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagde daadwerkelijk voornemens is om met de minderjarige naar het buitenland te verhuizen. De enkele aanvraag van een nieuw paspoort was niet voldoende bewijs voor een spoedeisend belang. Het gerecht wees de vorderingen van de eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.