ECLI:NL:OGEAA:2017:583

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
LAR nr. 1521 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van faxindiening van bezwaarschriften en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten op 9 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, die op 30 december 2015 was afgegeven. Dit bezwaar betrof de toewijzing van een bouwvergunning voor een hotelgebouw, gelegen te Malmok, bekend als Ocean Z. Appellanten hebben op 27 juni 2016 beroep ingesteld bij het gerecht, omdat er geen beslissing was genomen op hun bezwaar. De minister heeft op 16 augustus 2016 een verweerschrift ingediend, en de zaak is behandeld op 6 februari 2017.

De kern van het geschil draait om de vraag of het bezwaarschrift, dat door appellanten via fax was ingediend, daadwerkelijk door de minister is ontvangen. De minister betwistte de ontvangst en stelde dat appellanten niet-ontvankelijk waren in hun beroep. Het gerecht overwoog dat het indienen van een bezwaarschrift per fax op zichzelf toelaatbaar is, maar dat de risico's van deze indieningswijze voor rekening van de verzender komen. Appellanten konden geen bewijs van indiening overleggen, zoals een stempel van het Bureau Interne Diensten, wat hun positie verzwakte.

Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat er geen bewijs was dat de minister het bezwaarschrift had ontvangen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 3 juli 2017, en tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
LAR nr. 1521 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[appellant 1],

2.[appellant 2],
3.[appellant 3],
4.[appellant 4],
5.[appellant 5],
6.[appellant 6],
7.[appellant 7],
8.[appellant 8],
9.[appellant 9],
10.[appellant 10],
gevestigd respectievelijk wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Appellanten hebben op 9 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 30 december 2015 van verweerder inhoudende toewijzing van de aanvraag van Zissu Properties N.V. betreffende een bouwvergunning voor een hotelgebouw gelegen te Malmok, ook bekend als Ocean Z.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 27 juni 2016 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 16 augustus 2016.
Het beroepschrift is behandeld ter zitting van 6 februari 2017, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het beroep strekt ertoe de fictieve afwijzende beslissing op de bezwaar van appellanten van 9 februari 2016 te vernietigen en te bepalen dat verweerder een reële beslissing zal nemen op het bezwaarschrift, inhoudende volledige tegemoetkoming aan het verzoek van appellanten, zo nodig onder verbeurte van een dwangsom, kosten rechtens.
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat uit onderzoek bij de diverse diensten en instanties is gebleken dat het onderhavige - alleen via de fax ingediende - bezwaarschrift niet is ontvangen, althans niet is geregistreerd. Gelet hierop kan er geen sprake zijn van het uitblijven van een beslissing op voornoemd bezwaar en zijn appellanten niet-ontvankelijk in hun beroep, aldus verweerder.
Appellanten hebben gesteld dat zij het bezwaarschrift op 9 februari 2016 via de fax hebben verzonden.
2.4
Het gerecht overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellanten het bezwaarschrift niet via het Bureau Interne Diensten (BID), zijnde de centrale postverwerkingsinstantie van de overheid, bij het betreffende bestuursorgaan hebben ingediend. Appellanten hebben dan ook geen kopie voorzien van een indieningsstempel kunnen overleggen als bewijs van indiening. Het indienen van een bezwaarschrift door middel van een faxbericht is op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. Volgens vaste jurisprudentie dienen de aan deze wijze van indiening verbonden risico’s evenwel voor rekening van de verzender te komen. Dat brengt met zich mee dat, mocht ontvangst door de geadresseerde ondanks zorgvuldig onderzoek niet bevestigd kunnen worden, het op de weg van verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. In het onderhavige geval wordt de ontvangst van het bezwaarschrift via de fax op 9 februari 2016 door verweerder betwist. Faxverzendberichten kunnen, wat betreft bewijskracht, niet gelijk worden gesteld aan een door het BID geplaatste stempel van indiening [1] .
2.5
Gelet op het bovenstaande kan derhalve niet worden aangenomen dat verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen, en kan dan ook geen sprake zijn van het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van appellanten. Het beroep zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 3 juli 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).

Voetnoten

1.Zie uitspraak Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 22 december 2004, RvBAz 2004/21