In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep van een gewezen ambtenaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om een pensioenuitkering. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M.E. Mohamed, had op 5 maart 2014 een verzoek ingediend bij de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie, maar dit werd afgewezen. Na bezwaar op 14 april 2014 en een daaropvolgende bevestiging van de afwijzing op 16 januari 2015, heeft de appellant beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 30 november 2015, waarna partijen aanvullende stukken hebben ingediend op 11 april en 13 juni 2016.
De rechter heeft vastgesteld dat de afwijzing van de Minister niet correct was, omdat de beslissing van 5 maart 2014 een beschikking betreft die onder de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) valt. Dit betekent dat het gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is om hierover te oordelen. De rechter oordeelt dat de Minister ten onrechte het bezwaar van de appellant niet heeft doorgezonden naar het juiste gerecht.
Uiteindelijk verklaart de rechter het beroep van de appellant gegrond, vernietigt de beschikking van 16 januari 2015 en gelast dat het bezwaar van de appellant ter behandeling wordt doorgeleid naar het gerecht in ambtenarenzaken. Tevens wordt de Minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op Afl. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris, en het griffierecht van Afl. 25,-- wordt terugbetaald aan de appellant. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2017 door mr. W.C.E. Winfield.