ECLI:NL:OGEAA:2017:568

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
LAR nr. 416 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing pensioenuitkering voor gewezen ambtenaar

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep van een gewezen ambtenaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om een pensioenuitkering. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M.E. Mohamed, had op 5 maart 2014 een verzoek ingediend bij de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie, maar dit werd afgewezen. Na bezwaar op 14 april 2014 en een daaropvolgende bevestiging van de afwijzing op 16 januari 2015, heeft de appellant beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 30 november 2015, waarna partijen aanvullende stukken hebben ingediend op 11 april en 13 juni 2016.

De rechter heeft vastgesteld dat de afwijzing van de Minister niet correct was, omdat de beslissing van 5 maart 2014 een beschikking betreft die onder de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) valt. Dit betekent dat het gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is om hierover te oordelen. De rechter oordeelt dat de Minister ten onrechte het bezwaar van de appellant niet heeft doorgezonden naar het juiste gerecht.

Uiteindelijk verklaart de rechter het beroep van de appellant gegrond, vernietigt de beschikking van 16 januari 2015 en gelast dat het bezwaar van de appellant ter behandeling wordt doorgeleid naar het gerecht in ambtenarenzaken. Tevens wordt de Minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op Afl. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris, en het griffierecht van Afl. 25,-- wordt terugbetaald aan de appellant. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2017 door mr. W.C.E. Winfield.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
LAR nr. 416 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN FINANCIËN EN OVERHEIDSORGANISATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 5 maart 2014 heeft verweerder aan appellant bericht dat zijn verzoek om toekenning van een uitkering bij wijze van pensioen niet voor inwilliging vatbaar is.
Daartegen heeft appellant op 14 april 2014 bezwaar gemaakt op grond van de Lar.
In antwoord op dit bezwaarschrift heeft verweerder bij brief van 16 januari 2015 aan appellant bericht dat de brief van 5 maart 2014 onverkort gehandhaafd wordt.
Hiertegen heeft appellant op 27 februari 2015 beroep ingesteld bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 30 november 2015, alwaar partijen zijn verschenen bij gemachtigde.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting hebben partijen zich op 11 april 2016 en 13 juni 2016 bij akte uitgelaten.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge het tweede lid, onder c, zijn van het begrip beschikking onder meer uitgezonderd besluiten waartegen beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld krachtens een andere landsverordening dan de onderhavige.
2.1.2 Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.1.3 Ingevolge artikel 10 van de Lar, voor zover hier van belang, wordt het verzoek aanhangig gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven.
2.1.4 Ingevolge artikel 23, eerste lid, voor zover hier van belang, kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
2.2.1 Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de daarop berustende landsbesluiten en ministeriële regelingen hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba of ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van Aruba in Nederland werkzaam te zijn.
Ingevolge het vierde lid zijn in deze landsverordening onder ambtenaren begrepen gewezen ambtenaren, tenzij het tegendeel blijkt.
2.2.2 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de La oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken.
3 Het gerecht stelt vast dat verweerders brief van 5 maart 2014 zijn afwijzende beslissing bevat op het verzoek van appellant om een uitkering bij wijze van pensioen, op welke uitkering hij stelt aanspraak te kunnen maken uit hoofde van zijn aanstelling in overheidsdienst (bij besluit van het bestuurscollege van het eilandgebied Aruba) met ingang van 26 januari 1982 tot en met 26 januari 1989 als arbeider (nachtwaker A in losse dienst) en vanaf 27 januari 1989 tot en met 28 februari 1998 als ambtenaar in tijdelijk dienst (bode). Beide aanstellingen vallen ingevolge artikel 1, eerste lid, van de La onder het begrip ambtenaar in de zin van die landsverordening. In aanmerking genomen dat onder ambtenaren ingevolge artikel 1, vierde lid, van de La ook gewezen ambtenaren worden begrepen, behelst verweerders beslissing van 5 maart 2014 een ten aanzien van appellant in zijn hoedanigheid van (gewezen) ambtenaar genomen beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de La. Dit betekent dat ten aanzien van die beschikking uitsluitend het gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is te oordelen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, is verweerders beslissing van 5 maart 2014 derhalve geen beschikking in de zin van de Lar, en kon appellant daartegen geen bezwaarschrift als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van die landsverordening indienen. Bij de in beroep bestreden beschikking van 16 januari 2015, welke naar haar inhoud moet worden gezien als de beslissing op appellants op 14 april 2014 ingediende bezwaarschrift, heeft verweerder dit ten onrechte niet onderkend. In plaats van inhoudelijk op dit bezwaarschrift te beslissen, had hij het ter behandeling moeten doorzenden aan het gerecht in ambtenarenzaken.
4. Voor het onderhavige beroep betekent een en ander dat dit beroep voor gegrond moet worden gehouden en dat verweerders beschikking van 16 januari 2015 moet worden vernietigd. Doende wat verweerder had moeten doen, zal het gerecht het bezwaarschrift van appellant tegen verweerders beslissing van 5 maart 2014 ter behandeling als bezwaarschrift in de zin van de La doorgeleiden naar het gerecht in ambtenarenzaken. Het gerecht zal zich ervoor beijveren dat het bezwaar zo spoedig mogelijk zal worden behandeld door het gerecht in ambtenarenzaken.
5. Nu het beroep gegrond is, bestaat aanleiding om verweerder op navolgende wijze in de kosten te veroordelen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep van appellant gegrond;
  • vernietigt de beschikking op bezwaar van verweerder van 16 januari 2015;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris;
  • gelast dat het door appellant gestorte griffierecht ad Afl. 25,-- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 3 juli 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).