In de zaak met EJ nr. 717 van 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 juli 2017 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak. De moeder, wonende in Aruba, heeft verzocht om een bijdrage van de vader voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2010. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De moeder was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.G. Figaroa, en de Voogdijraad was vertegenwoordigd door mr. M. Ras.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 maart 2017 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2017 was de vader afwezig. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vader zijn verplichtingen niet nakomt en dat hij voldoende inkomen uit arbeid geniet. Op basis van artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat ouders verplicht om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding naar draagkracht, heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 450,- per maand moet betalen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vader onmiddellijk moet beginnen met betalen, en de kosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen door rechter mr. W.C.E. Winfield in aanwezigheid van de griffier.