In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 4 juli 2017 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak. De Voogdijraad heeft een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 350,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2008. De vader, die niet verschenen is en geen verweer heeft gevoerd, heeft de minderjarige erkend. De moeder is in persoon verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2017, waar mr. M. Ras namens de Voogdijraad aanwezig was.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 29 maart 2017 is ingediend. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen, ondanks dat hij daartoe behoorlijk is opgeroepen. Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat deze bijdrage naar draagkracht moet worden vastgesteld. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba stelt dat als een ouder zijn verplichtingen niet nakomt, de Voogdijraad of de andere ouder de rechter kan verzoeken om het bedrag te bepalen dat de ouder moet uitkeren.
Gezien het ontbreken van verweer van de vader, de draagkracht van de moeder en de behoefte van de minderjarige, heeft het gerecht geoordeeld dat een bijdrage van Afl. 350,- per maand passend is. De alimentatieverplichting gaat in op 1 april 2017, een maand later dan verzocht, omdat de vader geacht wordt niet eerder van het verzoek op de hoogte te zijn geweest. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.