In deze zaak heeft de vader, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind. Het verzoekschrift is op 28 maart 2017 ingediend, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 22 mei 2017 en een mondelinge behandeling op 23 mei 2017, waarbij de vader in persoon aanwezig was. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw A. Flanders. De uitspraak is gedaan op 4 juli 2017.
De minderjarige is geboren in Venezuela in 2000, binnen het huwelijk van de vader en de moeder. Na de echtscheiding is de minderjarige bij de moeder in Venezuela gebleven. De moeder is op 7 juli 2007 overleden, waarna de minderjarige bij de vader in Aruba is gaan wonen. De vader verzoekt om alleen met het gezag over de minderjarige te worden belast, omdat hij meent dat dit in zijn belang is.
Het gerecht heeft echter vastgesteld dat, volgens het Venezolaans recht, het gezag over de minderjarige reeds bij de vader berustte na het overlijden van de moeder. Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de vader de mogelijkheid biedt om het gerecht te verzoeken om hem met het gezag over het kind te belasten. Aangezien de vader reeds het gezag heeft, heeft hij geen belang bij de wijziging van het gezag. Daarom heeft het gerecht het verzoek afgewezen bij gebrek aan belang.