In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 475,- per kind voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, [A] en [B]. De vader is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweerschrift ingediend, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder en zijn door de vader erkend.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 maart 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2017 was alleen de moeder aanwezig. Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat deze bijdrage moet worden vastgesteld naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba stelt dat als een ouder zijn verplichtingen niet nakomt, de andere ouder of de Voogdijraad de rechter kan verzoeken om een bijdrage vast te stellen.
Het gerecht heeft geoordeeld dat, gezien de draagkracht van de moeder en de behoefte van de minderjarigen, een bijdrage van Afl. 475,- per kind per maand redelijk is. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 mei 2017, de datum waarop de vader geacht wordt op de hoogte te zijn van het verzoek. De beschikking is uitgesproken op 27 juni 2017 door mr. W.C.E. Winfield en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.