ECLI:NL:OGEAA:2017:498

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
E.J. no. 20 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en rechtsgeldigheid van arbeidsovereenkomst bij publiekrechtelijk lichaam

In deze zaak heeft verzoekster, een werknemer van de publiekrechtelijke rechtspersoon Serlimar, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Verzoekster vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling, na ontslag op staande voet door Serlimar op 23 november 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2017 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was. Serlimar voerde verweer en stelde dat verzoekster niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar verzoek. Het Gerecht heeft de ontvankelijkheid van verzoekster bevestigd en vastgesteld dat Serlimar een publiekrechtelijk lichaam is, waardoor de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (Lba) niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van verzoekster. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag van verzoekster onaantastbaar is, omdat de Lba niet van toepassing is op haar situatie. De vorderingen van verzoekster zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Serlimar, begroot op Afl. 2.500,--. De beschikking is uitgesproken op 20 juni 2017 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Behorend bij E.J. no. 20 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
Verzoekster,
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigden: de advocaten mrs. N.S. Gravenstijn en G.L. Griffith,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERLIMAR SUI GENERIS,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A.D.A. Carlo.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 4 april 2017.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoekster] ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigden, en dat Serlimar is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [X] (waarnemend directeur van Serlimar). [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. Serlimar heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoekster], en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
[verzoekster] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
-Serlimar veroordeelt om aan [verzoekster] (door) te betalen haar loon gerekend vanaf 23 november 2016 tot de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
-Serlimar veroordeelt tot wedertewerkstelling van [verzoekster];
-te dezen een andere juist voorkomende beslissing neemt;
-Serlimar veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Serlimar voert verweer en concludeert dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de vorderingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Serlimar wordt daarom verworpen.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. Serlimar is een bij wet opgerichte rechtspersoon, die krachtens het derde lid van artikel 2 van de Landsverordening instelling Servicio di Limpiesa di Aruba (hierna: de LSLA) rechtspersoonlijkheid bezit. [verzoekster] is op 24 oktober 2005 krachtens een daartoe door partijen gesloten arbeidsovereenkomst overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 5 van de LSLA in loondienst getreden van Serlimar. Bij schrijven van haar directeur van 23 november 2016 heeft Serlimar [verzoekster] op staande voet ontslagen. Bij brief van 5 december 2016 heeft [verzoekster] de nietigheid van het aan haar gegeven ontslag ingeroepen onder de mededeling dat zij bereid is om haar werkzaamheden voor Serlimar voort te zetten en dat zij zich daarvoor beschikbaar houdt. Serlimar heeft niet gereageerd op dat schrijven.
3.3
De vorderingen van [verzoekster] zijn gegrond op het bepaalde in het eerste lid van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba), daarbij stellende dat zich te dezen niet de situatie voordoet als bedoeld in het tweede lid sub a. van artikel 4 van de Lba. Met Serlimar is het Gerecht van oordeel dat zij een publiekrechtelijk lichaam is in de zin van artikel 2 sub a van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba), nu zij bij wet is opgericht en rechtspersoonlijkheid bezit. Ingevolge de aanhef van artikel 2 van de Lba is die Landsverordening niet van toepassing op werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam. [verzoekster] is of was zo’n werknemer. Dat brengt met zich dat [verzoekster] zich niet met succes kan beroepen op eerste lid artikel van artikel 4 van de Lba. Het aan [verzoekster] gegeven ontslag is daardoor onaantastbaar.
3.4
Bij dit alles wordt nog overwogen dat de door [verzoekster] aangehaalde uitspraak van dit Gerecht, gepubliceerd onder ECLI:NL:OGEAA:2015:289, haar niet kan baten, omdat die uitspraak ziet op de beantwoording van de - in dit geschil niet aan de orde zijnde - vraag of de in die zaak betrokken stichting al dan niet gelijk valt te stellen met of al dan niet kan worden beschouwd als een publiekrechtelijk lichaam.
3.5
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [verzoekster] zullen worden afgewezen.
3.6
[verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoekster] verzochte;
-veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 juni 2017.