ECLI:NL:OGEAA:2017:455

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
625 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met gebruik van wapenen in Arubaanse strafzaak

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte veroordeeld voor mishandeling met gebruik van wapenen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 augustus 2016, waarbij de verdachte het slapende slachtoffer meermalen met een mes in de nek verwondde. Het gerecht heeft vastgesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzet had om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is verschenen op de zittingen van 9 december 2016 en 7 april 2017, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, had een gevangenisstraf van vijf jaren geëist. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder poging tot moord en zware mishandeling. Het gerecht heeft de dagvaarding geldig verklaard en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd. Na het horen van getuigen en het onderzoeken van bewijsmiddelen, heeft het gerecht geoordeeld dat de verdachte het meest subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk mishandeling met een wapen, bewezen acht. De verdachte is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. De straf is vastgesteld op 247 dagen gevangenisstraf, met onmiddellijke invrijheidstelling na de uitspraak op 26 april 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016 en op 7 april 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primaire feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd en pleitaantekeningen overgelegd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn nek, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 9
augustus2016 te Aruba, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer], immers heeft hij die [slachtoffer] opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek, althans het lichaam gestoken, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, namelijk een(of meer) steek- en/of snijwond(en) in de nek, althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 2:275/2:276 van het Wetboek van Strafrecht)
dat hij op of omstreeks 9
augustus2016 te Aruba ter uitvoering van het door voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in zijn nek, althans het lichaam met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275/2:276 jo. Artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 9 augustus 2016 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met dat mes, althans dat op een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek, althans het lichaam, gestoken, ten gevolge waarvan die [verdachte] werd gewond en/of pijn ondervond;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. Voor de motivering hiervan wordt verwezen naar hetgeen hierna onder rubriek 5 wordt overwogen.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks9 augustus 2016 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,met dat mes
, althans dat op een scherp en/of puntig voorwerp,in de nek
, althans het lichaam,gestoken, ten gevolge waarvan die
[verdachte][slachtoffer] werd gewond en
/ofpijn ondervond;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het aan hem tenlastegelegde vrij moet worden gesproken. Daartoe heeft de verdediging – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij zich in de woning van het slachtoffer bevond ten tijde van het incident. Voornoemde verklaring zou ondersteuning vinden in de verklaring van de getuige [getuige 1], bijgenaamd “[bijnaam getuige 1]”, die verklaard heeft dat hij zich vanaf 04:00 uur samen met [verdachte] in het ‘traphouse’ bevond. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het slachtoffer niet heeft gezien wie hem heeft gestoken, omdat hij sliep en nog niet helemaal ontwaakt was nadat hij voelde dat hij was gestoken. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] niet hebben gezien wie het slachtoffer heeft gestoken, omdat zij zich op dat moment in hun slaapkamer bevonden.
Het gerecht hecht geen geloof aan verdachtes verklaring dat hij zich ten tijde van het steekincident niet in de woning van het slachtoffer bevond. Behalve door het slachtoffer zelf wordt verdachtes verklaring weersproken door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], die beiden hebben verklaard verdachte op dat tijdstip in de woning van het slachtoffer te hebben gezien. Beide getuigen hebben in deze verklaring tegenover de rechter-commissaris volhard. Enige aannemelijke reden waarom deze getuigen niet naar waarheid zouden verklaren heeft de verdachte niet gegeven. De andersluidende – doch weinig gedetailleerde – verklaring van de getuige [getuige 1] legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Het gerecht acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de verwondingen aan de nek van het slachtoffer heeft toegebracht. Naast de verklaring van het slachtoffer en het ambulance ritformulier waaruit de aard van de toegebrachte verwondingen blijkt, bezigt het gerecht ook in dit verband tot bewijs de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij wakker werd door het geschreeuw van het slachtoffer. Hij stond op en rende de kamer uit, waar hij het slachtoffer en verdachte bij de voordeur zag staan. Aangever hield een doek of een shirt tegen zijn nek. Hij zag dat het slachtoffer steekwonden in zijn nek en hals had en dat hij bloed op zijn lichaam had.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij in haar slaapkamer was en het slachtoffer plotseling hoorde schreeuwen. Zij stond op en bleef bij de deur van haar slaapkamer staan en zag dat verdachte vanuit de keuken kwam met een groot mes in zijn handen. Het lemmet zou ongeveer 20 à 30 centimeter lang zijn. De verdachte heeft ook zelf ter zitting verklaard altijd een mes bij zich te hebben.
Het gerecht acht evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachtes opzet bij het toebrengen van het letsel, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het doden van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Uit eerder genoemd ambulance ritformulier blijkt dat aan het slachtoffer een aantal ondiepe verwondingen aan zijn nek zijn toegebracht en dat de wonden zijn verzorgd en gehecht. De verklaring van het slachtoffer schept verder geen duidelijkheid omtrent de wijze waarop de verdachte het mes heeft gehanteerd toen hij de verwondingen toebracht. Het enkele bestaan van die (ondiepe) verwondingen acht het gerecht onvoldoende om de conclusie te trekken dat de verdachte doelbewust heeft gestoken met het oogmerk om het slachtoffer te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat de verdachte het mes heeft gehanteerd op zodanige wijze dat hij geacht moet worden het reële risico op de koop toe te hebben genomen dat het slachtoffer zou worden gedood of zwaar gewond, kan uit de aard van het letsel evenmin worden geconcludeerd.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat slechts het meest subsidiair tenlastegelegde feit kan worden bewezen, kort gezegd de mishandeling met een wapen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte die zich regelmatig in de woning van het slachtoffer bevond om verdovende middelen te gebruiken, heeft in de nacht van 9 augustus 2017 het slapende slachtoffer om niet duidelijk geworden reden meermalen met een mes in zijn nek verwond. Het door verdachte begane feit is op zichzelf zeer ernstig te noemen. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij geen openheid van zaken wilde geven en derhalve geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn gedrag.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
TWEEHONDERDZEVENENVEERTIG (247) DAGEN;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 26 april 2017 en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 26 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.