ECLI:NL:OGEAA:2017:448

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1574 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontheffing of ontzetting uit het ouderlijk gezag over een minderjarige

In deze zaak heeft de grootmoeder van een minderjarige, verzoekster, een verzoek ingediend tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag, dan wel tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag. De moeder, die feitelijk al jaren geen gezag uitoefent, heeft zich niet verzet tegen het verzoek. De minderjarige woont sinds zijn derde levensweek bij verzoekster. De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij de moeder niet aanwezig was, en de Voogdijraad heeft een rapport ingediend waarin wordt geadviseerd het verzoek af te wijzen. De rechter heeft de wettelijke criteria voor ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag beoordeeld aan de hand van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De rechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de moeder ongeschikt of onmachtig is om haar zorgplicht te vervullen. De moeder heeft de zorg voor de minderjarige aan verzoekster toevertrouwd, wat niet als verwaarlozing kan worden gekwalificeerd. Het verzoek van verzoekster wordt afgewezen, en de kosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 13 juni 2017
Behorend bij EJ nr. 1574 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],de minderjarige,
[naam vader], de vader.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 1 juli 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw. D. Lejuez;
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 3 februari 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de mondelinge behandeling van 21 maart 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emmanuel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] geboren [minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is wel erkend. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Verzoekster is de grootmoeder vaderszijde van de minderjarige.
2.3
De minderjarige woont bij verzoekster sinds hij 3 weken oud was.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige, danwel tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige, met benoeming van verzoekster tot voogdes, en kostencompensatie.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet. Een ontheffing kan niet worden uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet, tenzij één van de uitzonderingen genoemd in artikel 1:268 lid 2 BWA, zich voordoet.
4.2
Op grond van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) kan de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag ontzetten, om reden van (sub a) misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, (sub b) slecht levensgedrag, of (sub e) het bestaan van gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van het kind, doordat de ouder het kind terugeist of terugneemt van anderen die diens verzorging en opvoeding op zich hebben genomen.
4.3
De moeder verzet zich niet tegen ontheffing.
4.4
Uit het rapport van de Voogdijraad van 3 februari 2017 en het ter zitting besprokene blijkt dat de moeder al jaren feitelijk het gezag niet uitoefent en er bewust voor heeft gekozen om de zorg en opvoeding van de minderjarige aan een ander over te laten, namelijk de verzoekster, omdat zij op dat moment niet in staat was de minderjarige te verzorgen en op te voeden. De minderjarige gaat regelmatig bij de moeder op bezoek. De moeder oefent haar ouderlijk gezag uit indien het nodig is. Gelet hierop adviseert de Voogdijraad om het verzoek af te wijzen, nu er geen gronden zijn voor ontheffing, danwel ontzetting.
4.5
Naar het oordeel van het gerecht is, gelet op voornoemd rapport en het verhandelde ter zitting, niet voldaan aan het wettelijk criterium voor ontheffing, daar onvoldoende is gebleken dat de moeder ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen. Niet is gebleken dat de moeder haar eigen belangen voorop stelt en de belangen van de minderjarige verwaarloost, waardoor hij bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Het gerecht is voorts met de Voogdijraad van oordeel dat voor ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige evenmin gronden, zoals bepaald in artikel 269 lid 1 van het BWA, bestaan. De moeder heeft juist een situatie van (mogelijke) grove verwaarlozing te weten te voorkomen door de zorg aan verzoekster toe te vertrouwen. Voorts zijn er geen voldoende concrete feiten gesteld waaruit blijkt dat de minderjarige bij de moeder zal worden verwaarloost. Van een van de andere genoemde gronden in art. 269 lid 1 van het BWA is ook niet gebleken.
4.6
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van de verzoekster zal worden afgewezen. Het gerecht ziet in de aard van het geschil en de relatie tussen partijen aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af,
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag, 13 juni 2017, door de rechter mr. W.C.E. Winfield in tegenwoordigheid van de griffier.
.