In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 13 juni 2017 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het belasten van de moeder met het gezag over haar minderjarige kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 mei 2016 was ingediend. De moeder, die inmiddels meerderjarig is, heeft het verzoek gedaan om het gezag over haar kind, geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats], te verkrijgen. Dit verzoek werd gedaan in het licht van de eerdere benoeming van een voogdes in 2005, toen de moeder nog minderjarig was en niet bevoegd was om het gezag uit te oefenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2017 waren zowel de verzoekster als de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Voogdijraad. De Voogdijraad heeft in haar rapport geadviseerd om de moeder met het ouderlijk gezag te belasten. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder feitelijk het gezag over de minderjarige uitoefent en dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd zouden worden bij inwilliging van het verzoek.
Daarom heeft het gerecht besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.