ECLI:NL:OGEAA:2017:404

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1290 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij verzoek ex artikel 1:253r BWA met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de grootmoeder moederszijde een verzoek ingediend om de voogdij over haar kleinkind, de minderjarige, te verkrijgen. De moeder van de minderjarige, die in Suriname woont, is niet verschenen op de zittingen en heeft geen verweerschrift ingediend. De minderjarige verblijft al geruime tijd bij de grootmoeder in Aruba. De Voogdijraad heeft in haar rapport aangegeven dat de moeder niet in staat is om de minderjarige adequaat op te voeden en dat de thuissituatie van de moeder niet geschikt is. De grootmoeder heeft een notariële volmacht van de moeder ontvangen om de belangen van de minderjarige te behartigen. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, waardoor het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. De rechter heeft vervolgens besloten om de grootmoeder moederszijde als voogdes over de minderjarige te benoemen, gezien de wens van de minderjarige en de positieve omstandigheden bij de grootmoeder. De beschikking is gegeven op 23 mei 2017.

Uitspraak

Beschikking van 23 mei 2017
Behorend bij EJ nr. 1290 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de grootmoeder moederszijde,
in persoon.
tegen
[Verweerster],
wonende in Suriname,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
niet verschenen,
Als belanghebbend wordt aangemerkt:
[naam minderjarige],de minderjarige,
verblijvende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 3 juni 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 20 september 2016, waaruit blijkt dat de grootmoeder moederszijde in persoon is verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen,
  • het rapport van de Voogdijraad, van 13 februari 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 april 20017, waaruit blijkt dat is verschenen de grootmoeder moederszijde in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emmanuel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [geboortedatum] 2005 in [geboorteland] geboren, [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige).De vader heeft de minderjarige niet erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Bij in [land] opgemaakte notariële akte van 2 mei 2016 heeft de moeder last en volmacht verleent aan de grootmoeder moederszijde om de rechten en belangen van de minderjarige, zonder enige uitzondering, waar te nemen en uit te oefenen en om alle overige zaken te regelen, waarbij toestemming van de moeder vereist mocht zijn.
2.3
De minderjarige verblijft bij de grootmoeder moederszijde in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe dat de grootmoeder moederszijde met de voogdij over de minderjarige wordt belast. Daartoe is gesteld dat de minderjarige al geruime tijd bij de grootmoeder moederszijde verblijft en dat het noodzakelijk wordt geacht dat de grootmoeder moederszijde de voogdij over de minderjarige krijgt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
Ingevolge artikel 1:268, lid 1 BWA wordt ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Deze regel leidt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2, onder a tot en met d, van dit artikel.
4.2
Uit onderzoek van de Voogdijraad is het volgende gebleken.
De moeder verblijft in [land]. De minderjarige woont al twee jaar op Aruba en wordt door de grootmoeder moederszijde verzorgd. Uit onderzoek is gebleken dat de moeder niet in staat is om de minderjarige op een adequate wijze op te voeden en dat zij er niet voor kan zorgen dat de algehele ontwikkeling van de minderjarige in het geding komt. Gebleken is dat de moeder onregelmatige diensttijden heeft, dat haar woonsituatie niet adequaat is en dat zij destijds haar frustraties zowel fysiek als verbaal op de minderjarige uitte. Voorts schrijft de Voogdijraad in zijn rapport dat de moeder, in een telefonisch gesprek, te kennen heeft gegeven in te stemmen met ontheffing van het gezag over de minderjarige, met benoeming van de grootmoeder moederszijde tot voogdes.
Verder heeft de Directie Voogdijraad het Bureau Jeugdzorg [land] benaderd om onderzoek te verrichten naar de thuissituatie van de moeder aldaar. Na het huisonderzoek en een gesprek met de moeder concludeert het Bureau Jeugdzorg [land] dat de thuissituatie van de moeder niet geschikt is om er een kind in op te vangen. Wel heeft de moeder aangegeven dat zij haar kinderen af en toe voor de vakantie bij zich te wil hebben en dat zij bezig is met het zoeken naar een andere woning.
De Voogdijraad concludeert dat de grootmoeder moederszijde tot op heden de rol van opvoeder op zich heeft genomen, zonder dat er enige klachten jegens haar te benoemen zijn. De Voogdijraad adviseert daarom om de moeder uit het gezag te ontheffen, met benoeming van grootmoeder moederszijde tot voogdes.
4.3
Uit het rapport van de Voogdjraad en hetgeen ter zitting is besproken, is niet gebleken dat er in dit geval gronden aanwezig zijn die tot ontheffing van de moeder uit het gezag kan leiden zoals bedoeld in voornoemde bepaling. Het verzoek zal derhalve op grond van dit artikel worden afgewezen.
4.4
Desalniettemin ziet het gerecht aanleiding om het verzoek te interpreteren als een verzoek ex artikel 1:253r BWA. Op basis van dit artikel is het gezag dat aan één of beide ouders toekomt geschorst gedurende de tijd waarin één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen.
4.5
Gebleken is dat de minderjarige al enige tijd zonder gezaghebbende ouder of ander gezaghebbend persoon in Aruba verblijft. Voorts is gebleken dat de woonsituatie van de moeder niet adequaat is om de minderjarige in op te vangen en dat zij niet in staat is om de minderjarige op een adequate wijze op te voeden Het is het gerecht onduidelijk gebleven of, dan wel wanneer de moeder haar taken als gezagsdraagster ten aanzien van de minderjarige feitelijk weer zal kunnen uitoefenen. Het gerecht is, gelet op het rapport van de Voogdijraad en hetgeen ter zitting is besproken, van oordeel dat de moeder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Aldus is de conclusie dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. In het gezag over de minderjarige dient dan te worden voorzien.
4.6
Ingevolge artikel 1:295 BWA benoemt de rechter een voogd over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan, en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
4.7
Uit de als productie overgelegde notariële akte van 2 mei 2016 is gebleken dat de moeder toestemming aan de grootmoeder moederszijde heeft verleend met betrekking tot het volgende. De minderjarige mag bij grootmoeder moederszijde in huis wonen, de grootmoeder moederszijde dient de opvoeding van de minderjarige op zich te nemen en de grootmoeder moederszijde dient alle zaken betreffende de inschrijving in het onderwijs te regelen. Gebleken is dat de minderjarige al enige tijd door grootmoeder moederszijde wordt verzorgd en opgevoed. Uit het rapport van de Voogdijraad (onder het kopje Visie [naam minderjarige]) is gebleken dat het de wens van de minderjarige is dat de grootmoeder moederszijde hem blijft verzorgen en opvoeden, daar hij het beter bij grootmoeder moederszijde heeft dan bij moeder. Verder heeft de minderjarige aangegeven zich gelukkig te voelen bij grootmoeder moederszijde aangezien zijn broer en zus ook bij grootmoeder moederszijde verblijven. Met betrekking tot school heeft de minderjarige te kennen gegeven dat alles naar tevredenheid verloopt. Gelet op het voorgaande, en nu overigens niet van bezwaren daartegen is gebleken, is het gerecht van oordeel dat de grootmoeder moederszijde als voogdes over de minderjarige dient te worden benoemd

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verstaat dat het ouderlijk gezag van [moeder] over de minderjarige [naam minderjarige] is geschorst;
benoemt tot voogdes over de minderjarige [grootmoeder moederszijde], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteland].
Deze beschikking is gegeven op 23 mei 2017 door de rechter W.C.E. Winfield in tegenwoordigheid van de griffier.