In deze zaak heeft de grootmoeder moederszijde een verzoek ingediend om de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige te ontheffen dan wel te ontzetten, met benoeming van de grootmoeder als voogdes. De procedure is gestart met een verzoek aan de Voogdijraad om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de betrokken partijen. De Voogdijraad heeft op 1 maart 2017 gerapporteerd dat de moeder haar verzorgende en opvoedende taken naar behoren vervult en dat de minderjarige zich goed ontwikkelt in haar zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2017 was de grootmoeder aanwezig met haar advocaat, terwijl de moeder in persoon verscheen. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw A. Emannuel.
De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek van Aruba, met name artikelen 1:266 en 1:269, die de voorwaarden voor ontheffing en ontzetting uit het gezag beschrijven. De grootmoeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontheffing, omdat dit alleen door de Voogdijraad of het Openbaar Ministerie kan worden verzocht. Wat betreft de ontzetting uit het gezag, concludeerde de rechter dat er geen gronden aanwezig waren om de moeder uit het gezag te ontzetten, gezien het positieve rapport van de Voogdijraad.
Daarnaast heeft de grootmoeder verzocht om een omgangsregeling met de minderjarige. De Voogdijraad heeft echter geadviseerd om deze omgangsregeling niet toe te staan, omdat de grootmoeder in negatieve zin op de minderjarige zou inpraten. De rechter heeft dit advies gevolgd en het verzoek tot omgang afgewezen. Uiteindelijk heeft het gerecht de verzoeken van de grootmoeder afgewezen en verklaard dat de moeder het gezag over de minderjarige behoudt.