ECLI:NL:OGEAA:2017:311

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
603 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens seksueel misbruik met twijfels over betrouwbaarheid van het slachtoffer

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van seksueel misbruik van een minderjarig slachtoffer. Het gerecht heeft tijdens de zittingen op 18 november 2016, 10 maart 2016 en 16 maart 2016 de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken zorgvuldig onderzocht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zesendertig maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van Afl. 5.000,-- voor de benadeelde partij. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. D.G. Illes, heeft de beschuldigingen ontkend.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistenties en tegenstrijdigheden bevatten, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze verklaringen. De verklaringen van het slachtoffer over de ontuchtige handelingen en de locaties waar deze zouden hebben plaatsgevonden, waren niet consistent en konden niet worden ondersteund door ander bewijs. Het gerecht heeft ook opgemerkt dat de dagen waarop de verdachte bij het appartementencomplex geregistreerd stond, niet overeenkwamen met de dagen waarop het slachtoffer schoolverzuim had.

Uiteindelijk heeft het gerecht geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken en het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het tenlastegelegde feit niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2016, 10 maart 2016 en op 16 maart 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat zij zich onder behandeling moet laten stellen.
Voorts heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 5.000,--, met oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht en de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde, niet ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] heeft, bij monde van haar wettelijk vertegenwoordiger [naam wettelijke vertegenwoordiger], ter terechtzitting, terzake van de als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde geleden immateriële schade, een bedrag gevorderd van Afl. 50.000,--.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij
in of omstreeks de periode van 26 juli 2015 tot en met 30 september 2015 te Aruba,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], door
  • die [slachtoffer] op de mond te kussen en
  • de borsten en billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te betasten en strelen en
  • met een voorbind dildo of nep penis de vagina van die [slachtoffer] te penetreren en
  • met haar vingers de vagina van die [slachtoffer] te penetreren en
  • de vagina van die [slachtoffer] te likken en
  • in aanwezigheid van die [slachtoffer] te masturberen, en
  • die [slachtoffer] (in appartement 4 van het complex gelegen te [adres]) naar
porno te laten kijken;
(artikel 2:199 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
zij
in of omstreeks de periode van 26 juli 2015 tot en met 30 september 2015 te Aruba,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door
  • die [slachtoffer] op de mond te kussen en
  • de borsten en billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te betasten en strelen en
  • in aanwezigheid van die [slachtoffer] te masturberen, en
  • die [slachtoffer] (in appartement 4 van het complex gelegen te [adres]) naar
porno te laten kijken;
(artikel 2:202 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Volgens het derde lid van artikel 385 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit bewijsminimumvoorschrift strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat hij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door een getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het bewijsminimumvoorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en anderzijds het oordeel dat haar verklaringen in ander bewijsmateriaal voldoende steun vinden. Deze in de onderhavige zaak aan te leggen toets brengt het gerecht tot de volgende beoordeling.
Op 19 oktober 2015 heeft de moeder van het slachtoffer aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter door de verdachte. Het slachtoffer heeft hierover op 22 februari 2016 bij een gesprek met de kinderarts verklaard dat zij de verdachte leuk vond en dat zij door verdachte van school werd opgehaald. Verdachte en zij reden rond en gingen meestal bij [naam locatie 1] staan om te praten. Zij is meerdere keren met verdachte bij [naam locatie 1] geweest, alwaar verdachte haar heeft gekust en haar aan haar vagina heeft aangeraakt. Het gesprek bij de kinderarts ging in eerste instantie over het feit dat zij vanaf haar vierde tot haar achtste jaar door haar nichtje en haar neef seksueel zou zijn misbruikt.
Tijdens het studioverhoor van 24 oktober 2015 aan het bureau van de Jeugd en Zeden Politie heeft het slachtoffer - zakelijk weergegeven – verklaard dat verdachte haar een keer een kus aan haar mond had gegeven, dat verdachte haar stiekem wilde ontmoeten en dat zij van school moest spijbelen. Verder heeft zij verklaard dat zij vijf keer gespijbeld heeft en door verdachte, die in een blauwe pick-up rijdt, dicht bij school werd opgehaald. De verdachte had haar naar [naam locatie 1] en bij de “[naam locatie 2]” gebracht, alwaar zij in de auto van verdachte hadden gevrijd, gestreeld en gekust. Het slachtoffer verklaard dan verder gedetailleerd over hoe zij vanaf haar vierde tot haar achtste of negende door haar nicht en daarna door haar neef seksueel is misbruikt.
Uit deze twee verklaringen blijkt niet dat verdachte op enig moment het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen, zoals tenlastegelegd. Ook blijkt daaruit niet van (een aantal van) de tenlastegelegde andere ontuchtige handelingen.
Pas op 23 mei 2016 heeft het slachtoffer middels een volgens haar verklaring door haar zelf met de hand geschreven brief (nader) over het aan de verdachte tenlastegelegde gerelateerd. In die brief heeft aangeefster onder andere verklaard dat zij 7 keer van school heeft gespijbeld en met verdachte in diens blauwe pick-up mee is gegaan naar een appartement dat zich in een “mondi” achter het vliegveld bevond. In dat appartement heeft verdachte haar naar porno laten kijken en heeft verdachte haar met haar vingers en met een nep penis in haar vagina gepenetreerd. Tijdens het nadere verhoor door de politie op 6 september 2016 omtrent de door het slachtoffer geschreven brief, heeft het slachtoffer verklaard dat zij 6 à 8 keer door verdachte naar het appartement is gebracht, nadat zij van school had gespijbeld. Het slachtoffer heeft verder een schets van het appartementencomplex gemaakt en gedetailleerd beschreven hoe het appartement eruit zag. Verder heeft aangeefster verklaard dat verdachte Afl. 25,= heeft betaald aan het raam van een houten hutje van het complex om van het appartement gebruik te kunnen maken. In het appartement heeft verdachte de handelingen zoals tenlastegelegd, met aangeefster gepleegd. Aangeefster heeft tot slot op 7 juli 2016 de verbalisanten het appartementencomplex aangewezen en appartement nummer 4 aangewezen als het appartement waar verdachte haar verschillende keren heeft gebracht en waar de verdachte ontuchtige handelingen (waaronder het seksueel binnendringen) met haar zou hebben gepleegd.
De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben bevestigd dat verdachte in een blauwe pick-up rijdt met kentekennummer [kentekennummer]. Bij nader onderzoek bij de eigenaar van het appartementencomplex blijkt dat die blauwe pick-up met dat kentekennummer op 28 augustus 2015 op de registratielijst vermeld stond van 1.52 p.m. tot 4.16 p.m. voor een bedrag van Afl. 20,= voor appartement 1, en op 11 september 2015 op de registratielijst vermeld stond van 8.40 a.m tot 10.46 a.m. voor een bedrag van Afl. 20,= voor appartement 4.
Volgens [naam hoofd van de school], hoofd van de school waar het slachtoffer op zit, blijkt uit de presentielijst dat aangeefster op de volgende dagen afwezig was:
Augustus 2015: 17, 24 en 31.
September 2015: 1, 4, 6, 10, 14, 15, 21 en 23.
Tegenover de beschuldiging van het slachtoffer van het seksueel misbruik door verdachte, staat de van aanvang stellige ontkenning van verdachte dat zij het tenlastegelegde heeft gepleegd en met het slachtoffer naar het appartementencomplex is geweest.
Het gerecht heeft in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanknopingspunten gevonden om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van het slachtoffer te twijfelen. Ten eerste constateert het gerecht dat de dagen en uren waarop de auto van verdachte bij het appartementencomplex geregistreerd staat, en derhalve op die dagen van het appartement gebruik zou zijn gemaakt, niet overeenkomen met de dagen waarop het schoolverzuim door slachtoffer heeft plaatsgevonden. Op grond hiervan is niet aannemelijk dat het slachtoffer zich in het appartement bevond met de verdachte, op de dagen waarop de auto van verdachte daar geregistreerd stond. Verder bevatten de door het slachtoffer afgelegde (mondelinge en schriftelijke) verklaringen tegenstrijdigheden en inconsistenties ten aanzien van de aard van de ontuchtige handelingen die verdachte bij haar zou hebben gepleegd, alsmede de plaats waar die zouden hebben plaatsgevonden. Zo heeft het slachtoffer pas in haar brief melding gemaakt van het seksueel binnendringen door de verdachte met een nep penis. Ook heeft zij aanvankelijk verklaard dat de ontmoetingen met de verdachte plaatsvonden bij [naam locatie 1] en de “[naam locatie 2]” terwijl zij later heeft aangegeven dat deze plaatsvonden in een appartement in de buurt van de luchthaven.
Het gerecht is gelet op voormelde van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en op onderdelen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Het feit dat de aangeefster een gedetailleerde omschrijving geeft van het appartementencomplex, die grotendeels klopt met de bevindingen van de verbalisanten tijdens de plaatsaanwijzing door het slachtoffer, legt gelet op voormelde onvoldoende gewicht in de schaal om tot de overtuiging te komen dat verdachte het aan haar tenlastegelegde heeft begaan.

5.Benadeelde partij

Nu het tenlastegelegde feit niet bewezen zal worden verklaard, wordt de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

6.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 6 april 2017 en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 6 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.