ECLI:NL:OGEAA:2017:304

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2033 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bedongen rente in overeenkomst van geldlening tussen ISLAND FINANCE ARUBA N.V. en [X]

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) en de gedaagde [X]. De zaak draait om een overeenkomst van geldlening waarbij IFA een rente heeft bedongen die hoger is dan het wettelijk aanvaardbare percentage van 18% per jaar. De gedaagde [X] heeft erkend een bedrag verschuldigd te zijn aan IFA, maar heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de rente. De rechter heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat IFA in vergelijkbare gevallen een rente in rekening brengt die in strijd is met de goede zeden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bedongen rente in deze zaak ook hoger is dan het maximaal aanvaardbare percentage, waardoor de overeenkomst in zoverre nietig is. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit voorlopige oordeel, en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 26 april 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 26 april 2017
Behorend bij A.R. no. 2033 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:

1.[X],

hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
en:

2.[Y],

hierna ook te noemen: [Y],
thans procederend in persoon,
beiden wonende in Aruba,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [X] c.s.,
en in het vrijwaringsincident van:
[Y],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Y],
thans procederende in persoon,
tegen:
[X],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
en:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
verweerders in het incident,
en in de vrijwaringszaak van:
[Y],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Y],
thans procederend in persoon,
tegen:
[X],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

in de hoofdzaak, in het vrijwaringsincident en in de vrijwaringszaak

1.1
Het verloop van de procedure tot 27 januari 2016 blijkt uit het vonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak
-de conclusie van antwoord van [X];
-de conclusie van antwoord van [Y], met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek van [Y], met producties;
-het ter rolzitting van 11 januari 2017 door [X] gegeven mondelinge dupliek, inhoudende dat hij alles ontkent dat door IFA bij wijze van repliek is gesteld en dat hij persisteert bij al het eerder door hem gestelde;
-de akte uitlating producties van IFA;
in de vrijwaringszaak
-de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak;
-de conclusie van repliek in de vrijwaringszaak;
-de conclusie van dupliek in de vrijwaringszaak.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in het incident

2.1
Gebleken is dat in de aanhef van voormeld tussenvonnis [X] abusievelijk niet staat vermeld als verweerder in het incident. Die kennelijke verschrijving leent zich voor eenvoudig herstel, in die zin dat de aanhef van bedoeld vonnis met betrekking tot het vrijwaringsincident moet worden gelezen overeenkomstig de aanhef van dit vonnis met betrekking tot dat incident.
in de hoofdzaak
2.2 [
X] heeft erkend een zeker bedrag verschuldigd te zijn aan IFA uit hoofde van een tussen hem met IFA gesloten overeenkomst van geldlening, terwijl [Y] heeft erkend zich ten behoeve van IFA borg te hebben gesteld voor de nakoming van die tussen [X] en IFA gesloten overeenkomst.
2.3 [
X] heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd met betrekking tot de door IFA bedongen rente, daartoe stellende dat die hoger is dan het door dit Gerecht maximaal aanvaarde rentepercentage van 18% jaarlijks. Dienaangaande wordt (mede ambtshalve, want het betreft een kwestie van openbare orde) het volgende overwogen.
2.4
In de zaak A.R. nr. 1740 van 2014, waarin door dit Gerecht op 12 april jongstleden (tussen)vonnis is gewezen en in welke zaak sprake is van door een consument met IFA gesloten soortgelijke overeenkomst van geldlening als die in de onderhavige zaak (en dat meer in het bijzonder met betrekking de contractuele rente), is na deskundigenbericht vast komen te staan dat IFA een hogere dan het door dit Gerecht (althans ondergetekende rechter) maximaal aanvaardbare rentepercentage van 1.5% maandelijks of 18% jaarlijks in rekening brengt aan die consument. Het Gerecht heeft de in die zaak aan de orde zijnde overeenkomst van geldlening onder verwijzing naar de hierna vermelde uitspraak van het Hof als zijnde strijdig met de goede zeden nietig geoordeeld voorzover de contractuele rente hoger is dan voormelde maximaal aanvaardbare rentepercentages (zie rechtsoverweging 3.13 van het (bodemzaak)vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 25 oktober 2016, gepubliceerd onder ECLI:NL (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL):OGHACMB (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB):2016 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016):119 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016:119), uit welke uitspraak volgt dat zelfs in niet-consumenten verhoudingen 18% het maximaal aanvaardbare jaarlijkse rentepercentage is).
2.5
Het Gerecht is voorshands van oordeel dat ook in dit geval sprake is van een door IFA bedongen rente die hoger is (te weten 10% hoger) dan het maximaal aanvaardbare jaarpercentage van 18%, en dat de tussen [X] en IFA gesloten overeenkomst van geldlening in zoverre nietig is als zijnde in strijd met de goede zeden.
2.6
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over voormeld voorshands oordeel, te beginnen bij IFA en vervolgens [X] en [Y], allen ingevolge artikel 36 van het Procesreglement onder peremptoirstelling (P-1).
2.7
IFA dient in de door haar te nemen akte een heldere berekening te overleggen wat [X] volgens IFA thans nog verschuldigd is aan IFA als [X] over het door hem van IFA geleende bedrag ad Afl. 7.796,03 (van meet af aan) een rente verschuldigd is van 1,5% maandelijks.
2.8
Ten overvloede wijst het Gerecht IFA op het gegeven dat zij in iedere stand van dit geding haar eis kan verminderen.
in de hoofdzaak, het vrijwaringsincident en de vrijwaringszaak
2.9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in de hoofdzaak
-stelt IFA in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over hetgeen zij zich ingevolge rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7 dient uit te laten, en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 24 mei 2017, direct peremptoir
(P-1);
-stelt [X] alsmede [Y] vervolgens in de gelegenheid om zich ieder voor zich bij akte uit te laten over (de inhoud van) de door IFA te nemen akte en over hetgeen zij zich ingevolge rechtsoverweging 2.6 dienen uit te laten, en verwijst de zaak daartoe naar een door de rolrechter nader te bepalen rolzitting, eveneens direct peremptoir
(P-1);
in de hoofdzaak, het vrijwaringsincident en in de vrijwaringszaak
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.