ECLI:NL:OGEAA:2017:197

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. AUA 200900001 t/m AUA 200900005 (voorheen 0180 t/m 0184)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van winstbelasting voor pensioenfondsen in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen Stichting [X] en de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft de vraag of de aanslagen in de winstbelasting, opgelegd aan de stichting voor de jaren 1998 tot en met 2002, terecht zijn opgelegd. De stichting, opgericht in 1997, beheert pensioengelden en voert pensioenregelingen uit voor een of enkele werknemers. De Inspecteur stelde dat de stichting niet kwalificeert voor de vrijstelling van winstbelasting, omdat het bestuur niet onafhankelijk is van de doterende vennootschap. Het Gerecht oordeelde echter dat de stichting, die enkel de pensioenregeling uitvoert, wel degelijk in aanmerking komt voor de vrijstelling. Het Gerecht volgde de eerdere uitspraak van de Raad van beroep voor belastingzaken, waarin werd vastgesteld dat een stichting pensioenfonds die enkel de pensioenregeling uitvoert voor een of enkele werknemers, vrijgesteld kan zijn van winstbelasting. Het Gerecht vernietigde de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur en verminderde de aanslagen tot nihil. De uitspraak benadrukt dat de onafhankelijkheid van het bestuur van de stichting niet automatisch uitsluit dat de vrijstelling van toepassing is, mits de stichting zich beperkt tot het beleggen van vermogen in verband met pensioenverplichtingen.

Uitspraak

Uitspraak van 14 maart 2017
BBZ nrs. AUA 200900001 t/m AUA 200900005 (voorheen 0180 t/m 0184)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
Stichting [ X ], gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 28 april 2008 aanslagen in de winstbelasting opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2002 naar een belastbare winst van respectievelijk Afl. 71.200, Afl. 105.200, Afl. 118.700, Afl. 127.400 en Afl. 63.400.
1.2
Belanghebbende is op 11 juni 2008 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 22 juni 2009 uitspraken op bezwaar gedaan waarbij de bezwaren zijn afgewezen.
1.4
Belanghebbende is op 15 juli 2009 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5
De zaak is behandeld ter zitting van 29 juni 2015, waarbij zijn verschenen [ mr. A.] en [ B.] verbonden aan [ Y. ] en [ K. ] bestuurder van belanghebbende namens belanghebbende en namens de Inspecteur [mr. I. ].

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2
Belanghebbende is opgericht op 6 juni 1997. Belanghebbende heeft volgens haar statuten als doel het beheren en administreren van pensioengelden en het doen van uitkeringen als oudedagspensioen, weduwepensioen, wezenpensioen en invaliditeitspensioen aan directieleden en/of gewezen directieleden van de op Aruba gevestigde naamloze vennootschap ‘[ Notariskantoor mr. N. N.V. ]’ (hierna: N. N.V.). Volgens de statuten zal een eventueel liquidatiesaldo binnen de doelstellingen van belanghebbende worden bestemd op de wijze als het bestuur zal bepalen.
2.3
Belanghebbende wordt in de onderhavige jaren bestuurd door de pensioengerechtigde [ N. ] (voorzitter), [ S.] (secretaris) en [ P.] (penningmeester). [ S. ] is een zakenrelatie van [ C.] en [ R.] is een broer van [ O.].
2.4
Belanghebbende kwalificeert als een toegelaten pensioenverzekeraar voor de Landsverordening loonbelasting (als bedoeld in artikel 6, derde lid, letter d en artikel 7, vierde lid, letter a).
2.5
De pensioendatum van [ N. ] is 1 mei 2002. Belanghebbende is in het jaar 2007 geliquideerd.
2.6
De Raad van beroep voor belastingzaken heeft in de uitspraak van 24 september 2010, nr. 2009/0179 (als bijlage bijgevoegd) inzake de aanslag winstbelasting voor het jaar 1997 beslist dat belanghebbende niet kwalificeert als een pensioenfonds waarop artikel 2, letter b van de Landsverordening Winstbelasting (LWB) betrekking heeft omdat zij niet onafhankelijk van de pensioenverlenende werkgever en de pensioengerechtigde kan optreden.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
De Raad van beroep voor belastingzaken heeft in de uitspraak van 24 september 2010, nr. 2009/0179 (als bijlage bijgevoegd) inzake de aanslag winstbelasting voor het jaar 1997 beslist dat belanghebbende niet kwalificeert als een pensioenfonds waarop artikel 2, letter b van de Landsverordening Winstbelasting (LWB) betrekking heeft omdat zij niet onafhankelijk van de pensioenverlenende werkgever en de pensioengerechtigde kan optreden.
3.3
De Inspecteur stelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd.
3.4
Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Artikel 1, lid 1, letter b, LWB luidt:
“1. Onder de naam van ‘winstbelasting’ wordt een belasting geheven:
(…)
b. van de winst van in Aruba gevestigde (…) stichtingen uit bedrijven, andere dan die uitsluitend ter behartiging van een algemeen maatschappelijk belang.”
4.2
Het Gerecht is evenals de Raad van beroep voor belastingzaken (Raad) van oordeel (zie rechtsoverweging 5.3 van de uitspraak van 24 september 2010, nr. 2009/0179) dat belanghebbende wel een bedrijf uitoefent in de zin van artikel 1, lid 1, letter b LWB. Het verzekeren van pensioen, ook al betreft dat het pensioenrecht van één werknemer, houdt naar het oordeel van het Gerecht, het uitoefenen van een bedrijf in indien de pensioenverplichting ten minste professioneel beheerd wordt, of professioneel beheer geboden is vanwege haar grootte en de bijbehorende omvangrijke beleggingen. Bij belanghebbende is die voorwaarde vervuld en derhalve is zij in beginsel winstbelastingplichtig.
4.3
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de winst van belanghebbende ingevolge artikel 2, letter b, LWB vrijgesteld is.
Dit artikel luidt als volgt.
“Van de belasting is vrijgesteld:
(…)
b. de winst van in Aruba gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende pensioenfondsen, spaarfondsen, voorzieningsfondsen, begrafenisfondsen, ziekenfondsen en ondersteuningsfondsen welke ten behoeve van personeel, gewezen personeel of deszelfs betrekkingen zijn ingesteld. Of een fonds aan de eisen voor de vrijstelling voldoet, wordt voor zover nodig naar omstandigheden beoordeeld”.
Van belang voor de beoordeling van het toepassingsbereik van de vrijstelling is de volgende passage van de Memorie van Toelichting:
“Ondergetekende meent echter niet, dat het vrijstellen van belasting van spaar-, voorzienings-, pensioen-, begrafenis-, zieken- en ondersteuningsfondsen tegen de geest van de winstbelasting zal zijn, daar immers het element van winstverkrijging slechts zeer secundair aanwezig is”
4.4
Het Gerecht volgt de Raad in zijn oordeel dat een stichting pensioenfonds die enkel de pensioenregeling uitvoert voor een of enkele werknemers, vrijgesteld kan zijn van winstbelasting. Het Gerecht sluit zich aan bij hetgeen de Raad hierover in 5.4 van voormelde uitspraak heeft overwogen.
4.5.1
De vervolgvraag is of ter verkrijging van de vrijstelling nadere voorwaarden gelden. Het Gerecht volgt de Raad in zijn oordeel dat een stichting pensioenfonds die enkel de pensioenregeling uitvoert voor een of enkele werknemers, vrijgesteld kan zijn van winstbelasting. Het Gerecht sluit zich aan bij hetgeen de Raad hierover in 5.4 van voormelde uitspraak heeft overwogen.
Indien pensioenfondsen activiteiten ontplooien die geen verband houden met het uitvoeren van een pensioenregeling geldt de vrijstelling niet. Dit volgt naar het oordeel van het Gerecht uit de wettekst in combinatie met de Memorie van Toelichting. Steun voor dit oordeel vindt het Gerecht in tekst van de Nederlandse subjectieve pensioenvrijstelling waarin dit begrip wordt uitgewerkt (artikel 5, eerste lid onder b van de Wet VPB 1969 in combinatie met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit VPB 1971) en de volgende daarop betrekking hebbende arresten van de Hoge Raad, BNB 1993/88, 1993/89 en ECLI:NL:HR:2016:2122.
4.5.2
Nu gesteld noch gebleken is dat belanghebbende andere activiteiten ontplooit dan het beleggen van vermogen ter dekking van de pensioenverplichting oordeelt het Gerecht dat belanghebbende vrijgesteld is van winstbelasting. Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende.
4.5.3
De Inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende geen vrijgestelde pensioenfonds kan zijn omdat haar bestuur niet onafhankelijk is van [N. N.V.] Zij beroept zich daarbij op de volgende voorwaarden vermeld op pagina 6 van de door de Inspectie der belastingen uitgegeven pensioenbeleid “De fiscale behandeling van pensioenen” van mei 1993:
“III
Wijze van Opbouw
De opbouw kan plaatsvinden in een pensioenfonds als bedoeld in artikel 2 letter b van de Landsverordening Winstbelasting, dan wel in een ander rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 1 lid 1 letters a en b van vorenbedoelde landsverordening.
Pensioenfonds in de zin van artikel 2 letter b LvWB:
Hieronder wordt verstaan een lichaam:
  • dat rechtspersoonlijkheid bezit en
  • waarvan het bestuur onafhankelijk is van de onderneming(en) waar de pensioengerechtigden werkzaam zijn en
  • waarbij deelname aan de pensioenregeling formeel en materieel open staat voor alle medewerkers ouder dan 18 jaar en niet ouder dan 65 jaar, van de bij het pensioenlichaam aangesloten ondernemingen.”
4.5.4
In het pensioenbeleid wordt het standpunt van de Inspecteur inzake diverse pensioenproblematieken weergegeven. De voorwaarde die de Inspecteur stelt betekent een beperking van de vrijstellingsbepaling die naar het oordeel van het Gerecht geen steun vindt in de wetgeving. Noch de wettekst, noch de wetsgeschiedenis bieden aanknopingspunten daartoe. Evenals de Raad is het Gerecht van oordeel dat belanghebbende niet onafhankelijk is van [N. N.V.] (de doterende vennootschap) doch dit betekent niet dat de subjectieve vrijstelling van artikel 2 niet kan gelden voor belanghebbende. Dat belanghebbende niet onafhankelijk is van de doterende vennootschap kan wel van belang zijn voor de beoordeling of de premiebetalingen ten laste van de winst van de doterende vennootschap kunnen worden gebracht (vergelijk Hoge Raad 20 februari 1957, nr. 12860, BNB 1957/99 en Hoge Raad 26 februari 1958, BNB 1958/132).

5.PROCESKOSTENVERGOEDING

5.1
Ingevolge artikel 5, lid 1 van het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken (AB 2016, no. 31, hierna: Landsbesluit) zijn op 1 juli 2016 de artikelen 22a van de Algemene Landsverordening belastingen (ALB) en 15 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) in werking zijn getreden. Deze bepalingen bieden de wettelijke grondslag voor de kostenvergoeding in de bezwaar- en de beroepsfase. In artikel 4, in combinatie met artikel 5, lid 1 van het Landsbesluit is bepaald dat de artikelen 22a ALB en 15 LBB van het Landsbesluit van toepassing zijn op bezwaarschriften, beroep- en hoger beroepschriften die zijn ingediend op of na 1 juli 2016. Nu de beroepschriften vóór deze datum zijn ingediend komt belanghebbende niet in aanmerking voor kostenvergoeding. Het Gerecht is voorts van oordeel dat noch artikel 32 a van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen van Curaçao, noch artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht van Nederland concordant moet worden toegepast.
5.2
Gelet op het voorgaande acht het Gerecht geen termen aanwezig voor veroordeling in de proceskosten.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar; en
  • vermindert de aanslagen tot nihil.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).