ECLI:NL:OGEAA:2017:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
AR no. 747 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvordering wegens wanprestatie uit hoofde van overnameovereenkomst met afwijzing van vorderingen en proceskosten

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers in conventie een vordering ingesteld wegens wanprestatie uit hoofde van een overnameovereenkomst. De eisers, bestaande uit een eenmanszaak en twee natuurlijke personen, hebben de gedaagden aansprakelijk gesteld voor een bedrag van Afl. 103.905,40, dat zij zouden moeten betalen na het niet nakomen van de overeenkomst. De gedaagden, die in de hoofdzaak en in vrijwaring zijn opgetreden, hebben de vordering betwist en gesteld dat er geen overeenkomst was en dat zij niet aansprakelijk zijn voor de gestelde schade.

De procedure heeft zich uitgestrekt tot verschillende zittingen, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De eisers hebben gesteld dat de gedaagden de bedrijfsvoering van de eenmanszaak hebben overgenomen, maar dat zij de overeengekomen overnameprijs niet hebben voldaan en de exploitatie van de onderneming hebben stopgezet. De gedaagden hebben echter betwist dat zij partij zijn geworden bij de overnameovereenkomst en hebben aangevoerd dat de eisers geen schade hebben geleden.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het Gerecht geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vordering. De rechter heeft geconcludeerd dat de eisers geen recht hebben op de gevorderde schadevergoeding en dat de vordering moet worden afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen, terwijl de vordering in reconventie eveneens is afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 1 maart 2017 door rechter M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 1 maart 2017
Behorend bij AR no. 747 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
1. de eenmanszaak
[eiser 1],
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: “[eiser 1]”,
2.
[eiseres 2],
3.
[eiser 3],
beiden wonende te Aruba,
hierna ook afzonderlijk te noemen: “[eiseres 2]” en “[eiser 3]”,
eisers in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. M.B. Boyce,
tegen:
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring],
wonende te Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak,
hierna ook te noemen: “[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring]”,
gemachtigden: mrs. M.A. Ellis-Schipper en J.J.S. Poeran,
en in de zaak in vrijwaring van:
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring],
wonende te Aruba,
eiseres in vrijwaring,
gemachtigden: mrs. M.A. Ellis-Schipper en J.J.S. Poeran,
tegen:
[gedaagde in vrijwaring],
wonende in Aruba,
gedaagde in vrijwaring,
hierna ook te noemen: “[gedaagde in vrijwaring]”,
gemachtigde: dhr. C.V. Tsu.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 21 september 2016 blijkt uit de rolbeschikking van die datum. Op 12 december 2016 hebben partijen in de hoofdzaak de zaak mondeling bepleit. Daarna hebben beide partijen in de hoofdzaak een akte overlegging stukken ingediend.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Eisers in conventie in de hoofdzaak hebben [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] bij brief van 12 februari 2015 aansprakelijk gesteld wegens wanprestatie uit hoofde van een overnameovereenkomst betreffende de onder de naam van [eiser 1] gedreven onderneming en gesommeerd om een bedrag van Afl. 103.905,40 te voldoen.
2.2
Eisers in conventie in de hoofdzaak hebben na daartoe bekomen verlof op 31 maart 2015 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de werkgever van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring].

3.DE VORDERINGEN EN STANDPUNTEN OVER EN WEER

In de hoofdzaak

3.1
Eisers in conventie vorderen in de hoofdzaak, samengevat, dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] veroordeelt om aan eisers in conventie te betalen een bedrag van Afl. 103.905,40 te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] in de proceskosten.
3.2
Eisers in conventie stellen ter onderbouwing van hun vordering het volgende. Eisers in conventie zijn met [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] overeengekomen dat laatstgenoemden de bedrijfsvoering van [eiser 1], inclusief (onder meer) de huurrechten betreffende het bedrijfspand gedurende drie jaar, zouden overnemen tegen een overnameprijs van Afl. 35.000,00. Zij hebben nagelaten om de overnameprijs te betalen. Voorts zijn zij op 9 juli 2014 onaangekondigd met de exploitatie van de onderneming gestopt. Door het voortijdig stoppen met de exploitatie van de overgenomen bedrijfsvoering zijn eisers door de verhuurder van het pand aansprakelijk gesteld om de resterende huurtermijnen te voldoen. Eisers in conventie hebben daarom het gehuurde pand weer betrokken. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] heeft wanprestatie gepleegd en is schadeplichtig jegens eisers in conventie.
3.3
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] betwist de vordering en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eisers in conventie in de proceskosten. Haar verweer komt er in de kern op neer dat zij betwist een overeenkomst te zijn aangegaan met eisers in conventie en voorts dat eisers in conventie niet zijn aangesproken door de verhuurder en derhalve geen schade hebben geleden. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] stelt dat alleen [gedaagde in vrijwaring] afspraken heeft gemaakt met eisers in conventie over de overname en dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] alleen de huurovereenkomst met de verhuurder heeft meegetekend als garantsteller. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] vordert in reconventie om eisers in conventie, gedaagden in reconventie te veroordeling tot betaling aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] van Afl. 11.513,25 aan gemaakte proceskosten, kosten rechtens.

3.4
Op de stellingen van partijen zal in de beoordeling, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

In de hoofdzaak in conventie

4.1
[eiser 1] is een eenmanszaak en heeft geen rechtspersoonlijkheid en/of afgescheiden vermogen. [eiser 1] kan daarom niet als eisende partij optreden. Het gerecht begrijpt het verzoekschrift in die zin, dat [eiseres 2] (eiseres sub 2) handelend onder de naam van deze eenmanszaak, alsmede namens zichzelf deze procedure heeft ingesteld.
4.2
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] heeft gemotiveerd betwist dat zij partij is geworden bij een overnameovereenkomst. Eisers hebben in het licht van deze betwisting hun stelling dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] partij is geworden bij de gestelde overnameovereenkomst onvoldoende onderbouwd. Ter toelichting dient het volgende.
4.3.1
Eisers hebben vooraleerst onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangedragen over de wijze van totstandkoming van de overeenkomst, in het bijzonder met betrekking tot de overnameprijs. Onduidelijk is gebleven wie er bij de besprekingen en onderhandelingen aanwezig c.q. betrokken zijn geweest en wat er precies is afgesproken.
4.3.2
Daarbij komt dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] een strafrechtelijke aangifte van [eiseres 2] heeft overgelegd, waarin [eiseres 2] bij de politie onder meer heeft verklaard dat zij een geldleningsovereenkomst met [gedaagde in vrijwaring] was aangegaan en dat zij uiteindelijk haar kapsalon ter finale kwijting heeft verkocht aan [gedaagde in vrijwaring] als afbetaling van een nog openstaand leenbedrag ad Afl. 35.000,00 uit hoofde van de door [gedaagde in vrijwaring] aan [eiseres 2] verstrekte geldlening. [eiseres 2] heeft voorts bij de politie verklaard dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] manager zou worden van de zaak. [gedaagde in vrijwaring] heeft in rechte betaling gevorderd van [eiseres 2] uit hoofde van voornoemde geldlening en dit gerecht heeft bij eindvonnis d.d. 14 september 2016 (AR 306 van 2015) vastgesteld dat [eiseres 2] haar kapsalon aan [gedaagde in vrijwaring] heeft verkocht voor Afl. 35.000,00 en daardoor finaal is gekweten ter zake van de door [gedaagde in vrijwaring] aan haar verstrekte geldlening. Het standpunt dat [eiseres 2] in de strafrechtelijke aangifte en voornoemde gerechtelijke procedure heeft ingenomen verhoudt zich niet met de stellingen van eisers in de onderhavige procedure, te weten dat zij de overnameovereenkomst ook met [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] zijn aangegaan. Bovendien blijkt uit voornoemde strafrechtelijke aangifte en voornoemd vonnis dat de kapsalon werd verkocht aan [gedaagde in vrijwaring] ter afbetaling ter finale kwijting van een nog openstaande schuld van Afl. 35.000,00 aan [gedaagde in vrijwaring] en er dus geen sprake kan zijn geweest van een nog door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] te betalen koopsom.
4.3.3
Dan geldt er nog het volgende. In de onderhavige procedure zijn twee versies van een huurovereenkomst overgelegd. De eerste versie vermeldt de eenmanszaak [zaak 1] als huurder en de tweede versie vermeldt de eenmanszaak [zaak 2] (hierna: [zaak 2]) als huurder. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde in vrijwaring] eerst de naam [zaak 1] had gekozen, maar dat de eenmanszaak van [gedaagde in vrijwaring] uiteindelijk de naam [zaak 2] kreeg, welke naam in de tweede versie van de huurovereenkomst staat opgenomen. In de aanhef van deze huurovereenkomst wordt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] als gemachtigde van de eenmanszaak genoemd en bij de ondertekening heeft zij de tweede versie als borgsteller ondertekend, hetgeen het verweer van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring], dat haar rol beperkt is gebleven tot het zich garant stellen tegenover de verhuurder, ondersteunt. Uit een door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] overgelegd uittreksel van de eenmanszaak [zaak 2], blijkt vervolgens eens te meer dat [gedaagde in vrijwaring] en niet [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] deze eenmanszaak heeft gedreven.
4.3.4
Eisers hebben wel een aantal verklaringen van werknemers overgelegd waarin deze werknemers verklaren dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] zich hebben gepresenteerd als nieuwe eigenaar, maar daaruit volgt niet dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] met eisers een bindende overeenkomst is aangegaan. Deze verklaring onderbouwen de vordering van eisers dan ook onvoldoende.
4.3.5
Ten aanzien van de schade ter zake van de overgenomen huurrechten overweegt het gerecht ten slotte nog als volgt. Eisers hebben gesteld dat zij na het staken van de bedrijfsactiviteiten door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] door de verhuurder zijn aangesproken tot betaling van de resterende huurtermijnen, althans dat [eiser 1] noodgedwongen weer in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel moest worden ingeschreven en worden verhuisd naar het gehuurde. Echter, hebben eisers deze stellingen op geen enkele wijze onderbouwd. Het had op hun weg gelegen om een aansprakelijkstelling van de verhuurder in het geding te brengen. Dit hebben zij niet gedaan, terwijl uit de huurovereenkomst volgt dat deze tussentijds opzegbaar was door de huurder en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] onweersproken heeft gesteld dat de verhuurder de huuropzegging zonder additionele kosten heeft geaccepteerd. Dat eisers (anderszins) door een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] zijn gedwongen om [eiser 1] weer in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en om [eiser 1] terug te verhuizen naar het gehuurde en daardoor schade hebben geleden is evenmin onderbouwd.
4.4
De conclusie uit het voorgaande is dat niet is komen vast te staan dat eisers een vordering hebben op [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en de vordering zal moeten worden afgewezen.
4.5
Eisers dienen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] zijn gevallen te dragen, welke kosten in conventie worden begroot op Afl. 6.000,00 (3 punten bij tarief 7).

4.6
Nu de vordering in conventie zal worden afgewezen, ligt ook de vordering in vrijwaring voor afwijzing gereed.
4.7
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] dient als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] zijn gevallen te dragen, ook in het vrijwaringsincident. Aangezien [gedaagde in vrijwaring] niet is bijgestaan door een beroepsmatig optredende gemachtigde, worden deze kosten begroot op nihil.

4.8[
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] heeft gevorderd dat eisers in de hoofdzaak worden veroordeeld in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, zulks in afwijking van het gebruikelijke liquidatietarief. Het gerecht overweegt ter zake dat hiervoor plaats kan zijn indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij de vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] stelt dat de vordering in conventie uitsluitend is ingesteld om oneigenlijke druk te zetten en dat eisers in conventie willens en wetens de verkeerde partij in rechte hebben betrokken met uit de lucht gegrepen vorderingen. Het gerecht is van oordeel dat zulks in onvoldoende mate is komen vast te staan en derhalve van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door eisers in conventie niet is gebleken. De vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
4.9
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] dient als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij de proceskosten die aan de zijde van eisers in conventie zijn gevallen te dragen, welke kosten worden begroot op nihil, omdat aan de vordering in reconventie geen nieuwe stellingen ten grondslag zijn gelegd.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht,
in conventie:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt eisers in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] en te begroten op een bedrag van Afl. 6.000,00 aan gemachtigdensalaris;
in conventie in vrijwaring:
5.3
wijst de vordering af;
5.4
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] en te begroten op nihil;
in conventie het vrijwaringsincident:
5.5
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] en te begroten op nihil;
in reconventie:
5.6
wijst de vordering af;
5.7
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring] in de proceskosten gevallen aan de zijde van eisers in conventie en te begroten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.