Uitspraak
[eiser 1],
[eiseres 2],
[eiser 3],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers in conventie een vordering ingesteld wegens wanprestatie uit hoofde van een overnameovereenkomst. De eisers, bestaande uit een eenmanszaak en twee natuurlijke personen, hebben de gedaagden aansprakelijk gesteld voor een bedrag van Afl. 103.905,40, dat zij zouden moeten betalen na het niet nakomen van de overeenkomst. De gedaagden, die in de hoofdzaak en in vrijwaring zijn opgetreden, hebben de vordering betwist en gesteld dat er geen overeenkomst was en dat zij niet aansprakelijk zijn voor de gestelde schade.
De procedure heeft zich uitgestrekt tot verschillende zittingen, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De eisers hebben gesteld dat de gedaagden de bedrijfsvoering van de eenmanszaak hebben overgenomen, maar dat zij de overeengekomen overnameprijs niet hebben voldaan en de exploitatie van de onderneming hebben stopgezet. De gedaagden hebben echter betwist dat zij partij zijn geworden bij de overnameovereenkomst en hebben aangevoerd dat de eisers geen schade hebben geleden.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het Gerecht geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vordering. De rechter heeft geconcludeerd dat de eisers geen recht hebben op de gevorderde schadevergoeding en dat de vordering moet worden afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen, terwijl de vordering in reconventie eveneens is afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 1 maart 2017 door rechter M. Schoemaker.