ECLI:NL:OGEAA:2017:171

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1280 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging alimentatie en omgangsregeling in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader, vertegenwoordigd door mr. S. Maduro, een verzoek ingediend tot wijziging van de alimentatie en het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter. De moeder, bijgestaan door de advocaten mrs. A.A.D.A. Carlo en T.C. Cooman, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 juni 2016 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 5 september 2016 en een minderjarigenverhoor op 5 december 2016. De vader heeft zijn verzoek gebaseerd op een wijziging van zijn financiële situatie sinds zijn verhuizing naar Aruba, waar hij sinds 29 maart 2016 een baan heeft, maar zijn salaris niet toereikend is. De moeder heeft echter betoogd dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is en dat de vader zijn verantwoordelijkheden jegens de kinderen niet in acht heeft genomen.

Het gerecht heeft overwogen dat de vader geen wijziging kan verzoeken voor een periode vóór de beschikking van 8 maart 2016, en dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen bij zijn verhuizing naar Aruba. De vader heeft zijn woning in Nederland verkocht, wat zijn financiële situatie zou moeten verbeteren, maar hij heeft geen inzicht gegeven in de opbrengst van deze verkoop. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen.

Wat betreft de omgangsregeling heeft het gerecht vastgesteld dat de relatie tussen de vader en de minderjarige ernstig verstoord is. De minderjarige heeft aangegeven geen contact met haar vader te willen, en het gerecht heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om het omgangsrecht van de vader voor onbepaalde tijd te ontzeggen. De beslissing van het gerecht houdt in dat de vader het recht op omgang met de minderjarige wordt ontzegd, en dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 14 maart 2017
behorend bij EJ nr. 1280 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. S. Maduro,
en
1.[de moeder], hierna te noemen de moeder,
2.[de dochter],
wonende in Aruba,
VERWEERSTERS,
gemachtigde: de advocaten mrs. A.A.D.A. Carlo en T.C. Cooman.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 2 juni 2016;
  • het verweerschrift inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend op 5 september 2016,
  • het minderjarigenverhoor van 5 december 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 6 december 2016, waaruit blijkt dat de partijen bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen partijen is op [datum] 2002 in Nederland geboren [de minderjarige].
2.2
Bij beschikking van de rechtbank te Utrecht van 16 mei 2007, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is een bedrag bepaald dat de vader dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank te Utrecht van 31 augustus 2011 (302225/FA RK 11-1222) is voornoemde beschikking gewijzigd en is bepaald dat de vader met ingang van de datum waarop de woning getransporteerd zal zijn met een bedrag van € 200,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
2.3
bij beschikking van dit gerecht van 8 maart 2016 (EJ-933/15) is de beschikking van 31 augustus 2011 (302225/FA RK 11-1222) gewijzigd, in die zin dat de bijdrage van de vader van de minderjarige en van de jongmeerderjarige [de dochter] (verweerster sub 2), met ingang van 1 september 2015 is bepaald op Afl. 342,75 (afgerond € 175,-) per kind per maand.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek van de vader strekt tot wijziging van de beschikking van 8 maart 2016 in die zin dat het door hem te betalen bedrag aan kinderalimentatie vanaf 28 januari 2016 tot en met mei 2016 wordt bepaald op nihil en per 1 juni 2016 op Afl. 200,- per kind per maand en om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen.
3.2
Aan zijn verzoek heeft de vader ten grondslag gelegd dat zijn financiële situatie sinds 28 januari 2016 is gewijzigd aangezien hij sindsdien op Aruba woont, sinds 29 maart 2016 een baan heeft maar zijn salaris thans niet toereikend is.
3.3
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Volgens de moeder is er geen sprake van een relevante wijziging van omstandigheden en diende de vader de belangen van de kinderen in acht te nemen toen hij de keuze maakte om zijn draagkracht negatief te beïnvloeden. Ook heeft de vader zijn woning in Nederland verkocht en mag van de vader verwacht worden dat hij redelijkerwijs zijn “oude” inkomen kan verwerven.
3.4
Het zelfstandig verzoek van de moeder strekt tot ontzegging van het omgangsrecht tussen de vader en de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

Wijziging kinderalimentatie

4.1
Ingevolge artikel 1:401 leden 1 en 4 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.2
Het gerecht overweegt dat de uitspraak waarvan de vader wijziging wenst gedateerd is op 8 maart 2016. Ten tijde van die uitspraak was de vader reeds woonachtig op Aruba en diende hij hoger beroep in te stellen indien hij het niet eens was met die uitspraak. Hij kan aldus geen wijziging verzoeken voor een periode van vóór 8 maart 2016. Dit gedeelte van het verzoek van de vader zal aldus worden afgewezen.
4.3
Uitgangspunt is dat de onderhoudsplichtige zich dient te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen. Naar het oordeel van het gerecht heeft de vader deze belangen onvoldoende in acht genomen. Een bijzondere noodzaak om naar Aruba te verhuizen, waar hij stelt minder inkomen te kunnen genereren dan in Nederland, is niet gebleken. De gestelde vermindering van zijn inkomen dient onder deze omstandigheden voor risico te blijven en levert daarom geen relevante wijziging van omstandigheden op. Daarbij komt dat de vader zijn woning in Nederland heeft verkocht, hetgeen, naar hij niet heeft betwist, verminderde woonlasten tot gevolg heeft. Voorts heeft hij geen inzicht gegeven in de opbrengst van de verkoop van die woning en de daaruit voortvloeiende verandering in zijn vermogenspositie. Ook daarom is niet aannemelijk geworden dat hij thans niet langer financieel in staat is om aan de bij beschikking van 8 maart 2016 vastgelegde onderhoudsverplichting te voldoen.
Het verzoek dient derhalve ook in zoverre te worden afgewezen.
Omgang
De vader heeft al langdurig geen contact meer met de minderjarige. De minderjarige is sterk gericht op het gezin dat zij met de moeder, haar stiefvader en haar zus vormt en wijst de vader totaal af. Het gerecht constateert dat de relatie tussen de minderjarige en de vader ernstig verstoord is. De oorzaak hiervan doet niet af aan het feit dat het beeld dat de minderjarige van haar vader heeft thans zo is. De minderjarige heeft te kennen gegeven op dit moment niet met haar vader geconfronteerd te willen worden, noch begeleid, noch onbegeleid. Van de thans veertienjarige minderjarige kan met haar huidige vaderbeeld niet worden verwacht dat zij in staat zal zijn een herstelcontact met de vader aan te gaan. De vader heeft ter zitting van 6 december 2016 voorts aangegeven dat hij de minderjarige niet wenst te dwingen tot omgang. Hij wil dat de minderjarige ervan op de hoogte is dat zijn deur altijd voor haar open staat indien zij contact wenst. Het vorenstaande leidt ertoe dat de omgang tussen de vader en de minderjarige voor onbepaalde tijd dient te worden ontzegd.

DE BESLISSING

Het gerecht:
ontzegt de vader het recht op omgang met de genoemde minderjarige, zulks voor onbepaalde tijd,
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 14 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.