ECLI:NL:OGEAA:2017:170

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
EJ nr. 978 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling in een civiele procedure tussen ouders

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 14 maart 2017, wordt het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over de minderjarige te verkrijgen behandeld. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, verzoekt om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.M. Canwood, het gezag over hun kind te delen. De procedure volgt op een eerdere beschikking van 30 augustus 2016, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld en de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de partijen.

De Voogdijraad heeft in zijn rapport aangegeven dat er een verstoorde relatie tussen de ouders bestaat, waardoor er al drie jaar geen contact is geweest. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren, wat hen belemmert in hun rol als ouders. De Voogdijraad adviseert om de moeder het eenhoofdig gezag te laten behouden. Tijdens de zitting heeft de moeder dit advies gesteund, terwijl de vader zijn verzoek om gezamenlijk gezag heeft volgehouden.

Het gerecht heeft op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting geoordeeld dat er onvoldoende feiten zijn die erop wijzen dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige zou zijn. De langdurige communicatieproblemen tussen de ouders vormen een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige. Het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag wordt afgewezen. Daarnaast wordt een omgangsregeling vastgesteld, die geleidelijk aan meer vrijheid biedt aan de vader, te beginnen met begeleide omgang en later onbegeleide omgang.

Uitspraak

Beschikking van 14 maart 2017
Behorend bij EJ nr. 978 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.
Belanghebbende:
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 30 augustus 2016 waarbij een voorlopige omgangsregeling is bepaald tussen de vader en de minderjarige en de Voogdijraad is verzocht ten aanzien van het verzoek om gezagswijziging en bepaling van een definitieve omgangsregeling, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 21 november 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren op 6 december 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders, mevrouw R. Kelly en de heer M. Loopstok.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast.
2.2
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem blijft belast, zoals met name indien de problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders indien zij het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden uitoefenen en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005,
LJNAS8525).
2.3
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport, dat er sprake is van een verstoorde relatie tussen de ouders waardoor er al drie jaren geen contact is geweest tussen de ouders. Ouders zijn niet in staat met elkaar te communiceren, ook niet aangaande de minderjarige, en vermijden elkaar. Ouders hebben nooit gezamenlijk hun rol als ouders uitgevoerd en waren gezamenlijk meer bezig met hun onderlinge problemen. Geadviseerd wordt dat de moeder met het eenhoofdig gezag blijft.
2.4
Ter zitting heeft de moeder zich met dit advies verenigd. De vader is het er niet mee eens. Hij heeft gepersisteerd in zijn standpunt dat partijen weldegelijk over de minderjarige communiceren en wenst dat de beslissing inzake het gezag wordt aangehouden.
2.5
Het gerecht is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is. Partijen hebben reeds drie jaar geen communicatie met elkaar. Dat partijen sinds zeer recent afspraken met elkaar kunnen maken waar de omgangsregeling plaatsvindt is nog onvoldoende om thans partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Gelet op het rapport van de Voogdijraad en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht partijen thans nog niet in staat om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige door (communicatie)problemen van de ouders klem of verloren zal raken bij het gezamenlijk gezag van de ouders. Het verzoek van de vader zal worden afgewezen.

2.6
Uit het onderzoek van de Voogdijraad volgt dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige gestructureerd opgebouwd moet worden, aangezien de vader drie jaar lang niet in het leven van de minderjarige betrokken was en zij nog niet weet dat de verzoeker haar vader is. De moeder persisteert bij haar standpunt dat de omgangsregeling onder haar begeleiding dient plaats te vinden en wenst nader onderzoek naar de relatie tussen de vader en diens andere kinderen.
Het gerecht volgt de moeder daarin niet. Naar het oordeel van het gerecht is genoegzaam gebleken dat de vader zijn best doet om het vertrouwen van de minderjarige (en de moeder) te winnen en niet is gebleken van enige omstandigheid die tot het oordeel zou kunnen leiden dat een gestructureerd opgebouwde onbegeleide omgang tussen de vader en de minderjarige niet in het belang is van de minderjarige. Het gerecht stelt gelet hierop, en mede naar aanleiding van het rapport van de Voogdijraad, de hierna opgenomen omgangsregeling vast.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [de vader] en de minderjarige [de minderjarige], geboren op [datum] 2013 in Aruba als volgt:
- vanaf heden wekelijks op zondag van 15.00 uur tot 17.00 uur onder begeleiding van een derde, bij voorkeur de grootmoeder moederszijde
- vanaf 1 mei 2017 wekelijks op zondag van 15.00 uur tot 17.00 uur zonder begeleiding,
- vanaf 1 juli 2017 wekelijks op zondag van 12.00 uur tot 16.00 uur
- vanaf 1 september 2017 wekelijks op zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur zonder begeleiding,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 14 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.