ECLI:NL:OGEAA:2017:167

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2828 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderlijk gezag en bepaling van een omgangsregeling in een complexe gezinszaak met minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 14 maart 2017 een beschikking gegeven in een geschil tussen de vader en de moeder van drie minderjarigen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg, verzocht om wijziging van het ouderlijk gezag en een omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, verzet zich tegen de verzoeken van de vader. De procedure volgt op een eerdere beschikking van 15 maart 2016, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld en de Voogdijraad was verzocht om een onderzoek naar de sociale omstandigheden van de betrokken partijen.

De Voogdijraad heeft in haar rapport geadviseerd om beide ouders met het gezag over de minderjarigen te belasten, maar de vader en moeder zijn het niet eens met dit advies. Het gerecht heeft overwogen dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren raken door de communicatieproblemen tussen de ouders. Het gerecht heeft besloten dat de vader eenhoofdig gezag zal krijgen over de oudste minderjarige, terwijl de moeder het eenhoofdig gezag over de twee jongste minderjarigen behoudt. De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarigen op verschillende momenten bij beide ouders verblijven.

Het gerecht heeft partijen aangespoord om vrijwillige hulp te zoeken voor hun communicatieproblemen om toekomstige kinderbeschermingsmaatregelen te voorkomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 14 maart 2017.

Uitspraak

Beschikking van 14 maart 2017
Behorend bij EJ nr. 2828 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.
Belanghebbenden:
[de minderjarige 1],
[de minderjarige 2],
[de minderjarige 3],
de minderjarigen,
[de voorgestelde gezinsvoogdes], de voorgestelde gezinsvoogdes.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 15 maart 2016, waarbij een voorlopige omgangsregeling is bepaald tussen de vader en de minderjarigen en waarbij aan de Voogdijraad is verzocht om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te Aruba, van 20 september 2016;
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 1 november 2016;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren op 6 december 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden en de voorgestelde gezinsvoogdes in persoon. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders en mevrouw R. Kelly.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Zoals het gerecht reeds in haar beschikking van 15 maart 2016 heeft overwogen moet worden aangenomen dat indien een op eenhoofdig of gezamenlijk gezag gericht verzoek van de vader voorligt, eenhoofdig gezag slechts in aanmerking komt indien de rechter zulks in het belang van het kind wenselijk oordeelt (vgl. GHvJNAA 6-1-2009; ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH0540).
Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of het in het belang van de minderjarigen wenselijk is, dat de moeder het eenhoofdig gezag over hen blijft uitoefenen. Bij de beoordeling hiervan, neemt het gerecht als uitgangspunt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem wordt belast, zoals met name indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005, LJN AS8525).
2.2
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport dat de ouders weldegelijk namelijk via telefonische berichten en/of mails met elkaar communiceren over de minderjarigen. Het is wel duidelijk dat de ouders elkaar nog niet kunnen begrijpen en/of kwetsbaar zijn en beiden kunnen hun relatieproblemen niet met de opvoeding van hun kinderen onderscheiden. Het blijkt dat de minderjarigen hieronder lijden. In het vorige onderzoek heeft de Voogdijraad beide ouders geadviseerd om vrijwillige (communicatie)begeleiding te zoeken om te voorkomen dat de minderjarigen in de onderlinge problemen klem kunnen raken. Op dit moment komen de minderjarigen niet tekort in hun basale zorg gezien er momenten zijn dat de ouders zakelijk en uitsluitend over de minderjarigen kunnen overleggen. Geadviseerd wordt om beide ouders met het gezag over de minderjarigen te belasten. Ook adviseert en verzoekt de Voogdijraad om in het kader van een ondertoezichtstelling beide ouders verplicht hulp aan te bieden. De ouders hebben gedwongen begeleiding nodig ter bewustwording van de kinderproblematiek en om de belangen van de minderjarigen voorop te stellen. De moeder heeft opvoedingsondersteuning nodig in hoe zij het beste kan omgaan met de minderjarigen om verwaarlozing en mishandeling te voorkomen. Eveneens heeft de vader ondersteuning nodig in hoe hij het beste om kan gaan met de scheiding en om te voorkomen dat hij de minderjarigen betrekt in de ouderlijke conflicten. Ouders dienen begeleid te worden om adequaat te kunnen communiceren met elkaar.
2.3
De vader is het eens met de bevindingen in het rapport maar niet met het advies. De moeder heeft zich tegen het advies verzet.
2.4
Het gerecht is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat zonder de voorgestelde ondertoezichtstelling van de minderjarigen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen door de (communicatie)problemen van de ouders klem of verloren zullen raken bij het gezamenlijk gezag van de ouders. Echter, naar het oordeel van het gerecht blijkt onvoldoende dat de minderjarigen met zedelijke en lichamelijke ondergang worden bedreigd, indien de ouders niet tot hulp verplicht worden. Voor een ondertoezichtstelling is thans derhalve geen aanleiding.
Het grootste bezwaar van de moeder tegen de vader is dat de vader niet inziet dat [de minderjarige 3] beschermd dient te worden tegen eventuele ontuchtige handelingen door de oudste minderjarige [de minderjarige 1]. De vader bagatelliseert de vrees van de moeder en hierdoor heeft de moeder er geen vertrouwen in dat de vader de belangen van de minderjarige [de minderjarige 3] zal kunnen behartigen. Ook ter zitting is de angst van de moeder duidelijk naar voren gekomen. Mede hierdoor en gelet op de huidige houding van de moeder jegens [de minderjarige 1], de gedragsproblemen die [de minderjarige 1] vertoont en de gespannen sfeer die er thuis bij moeder heerst, acht het gerecht het in het belang van de minderjarigen dat [de minderjarige 1] voortaan bij de vader gaat wonen en de twee andere minderjarigen bij de moeder blijven. Gelet op het oordeel dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen door de (communicatie)problemen van de ouders klem of verloren zullen raken bij het gezamenlijk gezag van de ouders zal het gerecht de vader eenhoofdig belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en de moeder met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de twee jongste minderjarigen laten.
2.5
Ter voorlichting van partijen merkt het gerecht nog het volgende op. Het gerecht raadt partijen dringend aan om in een vrijwillig kader hulp te zoeken voor hun communicatieproblemen, zodat in de toekomst kinderbeschermingsmaatregelen kunnen worden voorkomen.

2.6
Bij de bepaling van de omgangsregeling, zal het gerecht rekening houden met de belangen van beide partijen en met de belangen van de minderjarigen. De door de moeder voormelde gevoelens van angst en wantrouwen zijn weliswaar voor haar reëel en in zoverre invoelbaar, maar uit het rapport van de Voogdijraad volgt, anders dan de moeder stelt, dat er op dit moment geen gegronde redenen zijn waarom [de minderjarige 3] niet bij de vader kan overnachten. Het gerecht onderkent echter dat het voor moeder een moeilijke situatie is en stelt gelet hierop de hierna opgenomen omgangsregeling vast.
2.7
Het gerecht ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat aan de vader, [de vader], voortaan alleen het gezag zal toekomen over [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2002 in Aruba,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2008 in Aruba, en [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba als volgt:
- om het weekeinde vanaf vrijdag na school tot zondag 18:00 uur, gedurende welk weekend de minderjarige [de minderjarige 1] bij de moeder zal verblijven,
- elke woensdag na school tot 19:00 uur, waarbij de vader de minderjarigen terugbrengt naar de moeder,
bepaalt de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2002 in Aruba als volgt:
- om het weekeinde vanaf vrijdag na school tot zondag 18:00 uur, gedurende welk weekend de minderjarige [de minderjarige 3] bij de vader zal verblijven,
- elke dinsdag na school tot 19.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige terugbrengt naar de moeder,
wijst af het meer of anders verzochte,
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 14 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.