In de zaak tegen de verdachte, die op 22 december 2017 voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba stond, heeft het onderzoek ter openbare terechtzitting plaatsgevonden op 12 mei, 8 september en 1 december 2017. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M.E. Mohamed, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, te weten een revolver Cobra en een pistool Glock 17, op 27 januari 2017. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van achttien maanden en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen vuurwapens en munitie. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen vuurwapens of munitie voorhanden had gehad.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachte niet zelf in het appartement woonachtig was en dat de vuurwapens niet aan hem toebehoorden. De verdachte was aanwezig om huurgeld te innen en ontkende ooit de vuurwapens te hebben gezien. De verklaringen van medeverdachten ondersteunden de stelling van de verdachte dat hij geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen vuurwapens.
Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De inbeslaggenomen vuurwapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer, terwijl de verdachte de overige inbeslaggenomen voorwerpen terugkreeg. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. W.C.E. Winfield op 22 december 2017.