ECLI:NL:OGEAA:2017:1037

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
265 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwapenzaak met betrekking tot inbeslaggenomen vuurwapens en munitie

In de zaak tegen de verdachte, die op 22 december 2017 voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba stond, heeft het onderzoek ter openbare terechtzitting plaatsgevonden op 12 mei, 8 september en 1 december 2017. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M.E. Mohamed, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, te weten een revolver Cobra en een pistool Glock 17, op 27 januari 2017. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van achttien maanden en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen vuurwapens en munitie. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen vuurwapens of munitie voorhanden had gehad.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachte niet zelf in het appartement woonachtig was en dat de vuurwapens niet aan hem toebehoorden. De verdachte was aanwezig om huurgeld te innen en ontkende ooit de vuurwapens te hebben gezien. De verklaringen van medeverdachten ondersteunden de stelling van de verdachte dat hij geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen vuurwapens.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De inbeslaggenomen vuurwapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer, terwijl de verdachte de overige inbeslaggenomen voorwerpen terugkreeg. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. W.C.E. Winfield op 22 december 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboortplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 mei, 8 september en 1 december 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Tevens is de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen vuurwapens (Cobra .38 special en Glock 17) en munitie. De officier van justitie heeft ook de teruggave gevorderd van een onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van US$207,-, een auto van het merk en model Chevrolet Spark, gekentekend [kentekennummer], een witte mobiele telefoon van het merk ‘Samsung’, een autosleutel, kwitanties van bank-transacties, een bruine map, een bruine portemonnee, een oranjekleurige documentenhouder en een [land van herkomst] paspoort op naam van [verdachte].
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks
27 januari 2017in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een, vuurwapen(s), te weten een
revolver Cobraen
pistool Glock 17, met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, in elk geval (een) vuurwapen(s) en munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 en 11 van de Vuurwapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit het proces-verbaal van inzet arrestatieteam d.d. 28 januari 2017 komt naar voren dat leden van het arrestatieteam (AT) op 27 januari 2017 appartement [appartementnummer] aan de [adres] zijn binnengetreden ter aanhouding van onder anderen de verdachte. Bij het betreden van het appartement heeft het AT waargenomen dat de verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte naast elkaar op een bank in de woonkamer zaten, terwijl de verdachte [medeverdachte 2] op een stoel naast de bank zat. Het AT heeft verder waargenomen dat er twee vuurwapens - een revolver en een semi-automatisch pistool - op de grond, vlak voor de voeten van [medeverdachte 1] en de verdachte, lagen. Uit het proces-verbaal van huiszoeking d.d. 27 januari 2017 volgt dat de twee vuurwapens onder een tafel in de woonkamer lagen en dat zij voorzien waren van patronen.
Verdachte ontkent enig vuurwapen of munitie voorhanden te hebben gehad.
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening is vereist dat er sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie, alsmede van een zekere beschikkingsmacht over dat vuurwapen of die munitie.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt onder meer dat hij de verdachte had ingeschakeld om een verblijfplaats voor [medeverdachte 1] te regelen, omdat de verdachte zich met het verhuren van appartementen aan derden bezig hield. Medeverdachte [medeverachte 1] heeft onder meer verklaard dat verdachte degene is geweest die hem naar het appartement aan de [adres] heeft verhuisd, dat de verdachte er pas was toen het AT de inval deed en dat de aangetroffen revolver zijn eigendom was. De verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de Glock van iemand uit Venezuela had gekregen om te verhandelen, zodat hij, [medeverdachte 2], geld kon krijgen. Uit de verklaringen van de verdachte volgt dat hij door [medeverdachte 3] (de later gebleken verdachte [medeverdachte 3]) werd gebeld om een appartement voor drie Venezolaanse mannen te huren, alsmede dat [medeverdachte 3] de contactpersoon was van die drie mannen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij appartementen voor de mannen had gehuurd, waaronder het onderhavige appartement. De sleutels van de appartementen had hij telkens aan [medeverdachte 3] overhandigd. Hij had het appartement aan de [adres] van de verhuurder gehuurd tegen Afl. 150,- per dag en aan de Venezolanen verhuurd voor US$ 120,- per dag om extra geld te verdienen. Hij heeft die mannen daar naartoe gebracht en was op de bewuste dag aldaar aanwezig om het hem verschuldigde huurgeld te innen. Volgens verdachte was hij er amper tien minuten toen het AT de inval deed. Hij had de vuurwapens nooit eerder gezien en heeft die evenmin in het appartement op de grond gezien. Laatst vermelde stelling van verdachte wordt niet door de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontkracht.
Het gerecht concludeert uit vorengeschetste feiten en omstandigheden dat verdachte niet zelf in het appartement woonachtig was, de vuurwapens met munitie niet aan hem toebehoorden en dat hij aldaar aanwezig was om het door de medeverdachten aan hem verschuldigde huurgeld te innen. Het gerecht concludeert tevens dat verdachte die vuurwapens met munitie niet eerder of vlak vóór zijn aanhouding heeft gezien. De verklaring van [medeverdachte 3], inhoudende - voor zover van belang - dat de verdachte voornoemde medeverdachten eerder dan de dag van de aanhouding met een vuurwapen had gezien en geweten had dat zij een overval hadden gepleegd, vindt geen steun in de verklaringen van die medeverdachten noch elders in het dossier. Die verklaring brengt bovendien niet zonder meer mee dat de verdachte ook de beschikkingsmacht had over de in de niet bij hem in gebruik zijnde woning aangetroffen – geladen – vuurwapens.
Naar het oordeel van het gerecht kan derhalve niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte – zo hij zich na binnenkomst in de woning al bewust was geworden van de aanwezigheid ervan – feitelijk over de vuurwapens en de munitie in kwestie kon beschikken. Aldus is niet bewezen dat de verdachte de vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

5.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
De officier van justitie heeft in de zaak van de verdachte de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen vuurwapens en de daarbij behorende munitie.
Het gerecht is van oordeel dat verdachte zich niet aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en de munitie schuldig heeft gemaakt. Het gerecht is evenwel van oordeel, gelet op de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], dat een strafbaar feit met betrekking tot voormelde voorwerpen is begaan en dat die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De inbeslaggenomen vuurwapens en de bijbehorende munitie zullen, met inachtneming van de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht, worden onttrokken aan het verkeer.
B.
Teruggave
De teruggave aan de verdachte zal - voor zover die nog niet is geschied - worden gelast van de onder hem inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van US$ 207,-,
- een auto van het merk en model Chevrolet Spark, gekentekend [kentekennummer],
- een witte mobiele telefoon van het merk ‘Samsung’,
- een autosleutel,
- kwitanties van banktransacties,
- een bruine map,
- een bruine portemonnee,
- een oranjekleurige documentenhouder en
- een [land van herkomst] paspoort op naam van verdachte,
nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

6.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 5A genoemde voorwerpen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 5B genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 22 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.