ECLI:NL:OGEAA:2016:929

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
BBZ nr. AUA201600025
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag winstbelasting en verzuimboete door X N.V. in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 oktober 2016 uitspraak gedaan in een beroep van X N.V. tegen een navorderingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2008, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De navorderingsaanslag was gebaseerd op een winst van Afl. 5.110.000 en een verzuimboete van Afl. 500. X N.V. had tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur had de aanslag verminderd tot Afl. 477.879. X N.V. stelde dat de navorderingsaanslag te laat was opgelegd en dat er geen nieuw feit was om navordering te rechtvaardigen. De Inspecteur betoogde echter dat de navorderingsaanslag tijdig was, omdat de termijn was verlengd door het niet indienen van een aangifte. Het Gerecht oordeelde dat de termijn voor navordering was verlengd tot 10 jaar, omdat X N.V. geen rechtsgeldige aangifte had gedaan. De Inspecteur had terecht nagevorderd, omdat er sprake was van een nieuw feit. Het beroep van X N.V. werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 24 oktober 2016
BBZ nr. AUA201600025
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 augustus 2014 voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag winstbelasting opgelegd, gebaseerd op een winst van Afl. 5.110.000. Het bedrag van de belasting is daarbij vastgesteld op Afl. 1.430.800. Tegelijkertijd is bij beschikking een verzuimboete vastgesteld van Afl. 500.
1.2
Belanghebbende is op 23 oktober 2014 tijdig in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde aanslag. De Inspecteur heeft op 30 november 2015 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag verminderd tot een bedrag aan verschuldigde belasting van Afl. 477.879. De winst is daarbij op hetzelfde bedrag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 1 februari 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. Zij heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 150.
1.4
De Inspecteur heeft op 11 april 2016 een verweerschrift met producties ingediend.
1.5
Belanghebbende heeft op 20 juni 2016 een nadere motivering met producties ingediend.
1.6
De zaak is behandeld ter zitting van 29 juni 2016 te Oranjestad, waarbij zijn verschenen de gemachtigden van belanghebbende, mr. A, bijgestaan door mr. B en C, allen verbonden aan Y en namens de Inspecteur, mr. D. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en nadere stukken overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is opgericht in 1986. In 2003 heeft zij haar activa en passiva tegen een (achtergestelde) vordering overgedragen aan Z N.V. Belanghebbende en Z N.V. zijn verbonden lichamen.
2.2
Belanghebbende heeft over de jaren 2005 tot en met 2007 de volgende aangiftebiljetten winstbelasting bij de Inspecteur ingediend.
Jaar 2005 2006 2007
Datum indiening 21 juni 2007 31 juli 2008 1 oktober 2008
Belastbare winst (Afl)* 5.456.160 6.110.876 6.844.181
Af: compensabel verlies**
5.456.160 -/- 6.110.876 -/- 6.844.181 -/-
Belastbaar bedrag nihil nihil nihil
* de winst bestaat uitsluitend uit rente-inkomsten van de achtergestelde lening aan Z N.V.
** Betreft voor het grootste deel compensatie van het in 2002 geleden verlies van Afl. 17.162.000.
De aanslagen winstbelasting 2005 tot en met 2007 zijn (eventueel na bezwaar) op nihil vastgesteld. Volgens de aangifte winstbelasting 2007 zijn er ultimo 2007 geen te compenseren verliezen van jaren na 2002.
2.3
Belanghebbende heeft op 17 december 2007 een brief geschreven aan de Inspecteur waarin zij meedeelt dat zij financieringsactiviteiten verricht en dat zij per 1 januari 2008 een IPC-vennootschap in de zin van artikel 19 van de Landsverordening dividendbelasting en imputatiebetaling zal worden.
2.4
De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 1 augustus 2009 een aangiftebiljet winstbelasting voor het jaar 2008 uitgereikt met als uiterste indieningsdatum 1 oktober 2009. Belanghebbende heeft op 1 oktober 2009 en 29 januari 2010 om uitstel gevraagd voor de indiening van de aangifte tot (uiteindelijk) 1 augustus 2010.
2.5
De Inspecteur heeft op 28 februari 2013 een ambtshalve aanslag winstbelasting 2008 opgelegd, uitgaande van een taxatief vastgestelde winst van Afl. 50.000.
2.6
Belanghebbende heeft op 12 mei 2014 het aangiftebiljet winstbelasting 2008 ingediend. De aangegeven winst bedraagt Afl. 5.110.322, volledig bestaande uit rente-inkomsten van een achtergestelde lening aan Z N.V. Volgens de aangifte dient de winst belast te worden naar het normale tarief van 28%.
2.7
In 2014 hebben er compromisbesprekingen plaatsgevonden tussen Z N.V. belanghebbende en de Inspecteur met betrekking tot de belastingposities van beide belastingplichtigen. In haar brief van 4 juli 2014 aan de Inspecteur doet belanghebbende een compromisvoorstel, waarbij zij vermeldt dat de winst van belanghebbende in het jaar 2008 Afl. 5.110.000 bedraagt.
2.8
Met dagtekening 31 augustus 2014 heeft de Inspecteur overeenkomstig de in de brief van 4 juli 2014 vermelde winst een navorderingsaanslag winstbelasting 2008 opgelegd en daarbij een verzuimboete van Afl. 500 vastgesteld.
2.9
Op 7 november 2014 is door partijen een compromis overeengekomen. De tekst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“IV X N.V.
De belastingdienst gaat akkoord met het ingediend verzoek van X N.V. d.d. 25 juli 2014. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de belastingdienst met het volgende ingestemd:
  • X N.V. wordt vanaf 1 januari 2008 aangemerkt als een IPC vennootschap.
  • Voor de belastbare winsten 2008 tot en met 2012 wordt een netto tarief toegepast. Met andere woorden hoeft X N.V. geen imputatieverzoek in te dienen en alle formaliteiten ingevolge hoofdstuk III van de Landsverordening dividendbelasting en imputatiebetaling blijven buiten beschouwing.
  • (….)
VIII Aanslagen en betaling
Aanslagen
In het licht van bovenstaand compromis zullen de definitieve aanslagen winstbelasting over de jaren 2001, 2002 en 2004 tot en met 2008 ….. verminderd worden. De precieze bedragen zullen binnen een (1) maand ná ondertekening door partijen worden afgestemd. De belastingdienst zal vervolgens binnen een (1) maand de reeds opgelegde aanslagen overeenkomstig verminderen.
(….)”
2.1
Bij brief van 9 januari 2015 deelt de gemachtigde, voor zover van belang, het volgende aan de Inspecteur mee.
“Volgens het compromis zullen de belastbare winsten 2008 tot en met 2012 van X N.V. met een netto tarief belast worden. In het geval van X N.V. geldt een netto tarief van 9,35%. Voor 2008 is een ambtshalve aanslag en een navorderingsaanslag opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag met primair een beroep op verjaring van de heffing en subsidiair met een beroep op de afwezigheid van een nieuw feit om na te vorderen. In verband met voornoemd bezwaar wenst belanghebbende het jaar 2008 separaat te behandelen….”
2.11
In de uitspraak op bezwaar van 30 november 2015 heeft de Inspecteur de aanslag verlaagd door de belastbare winst te handhaven en een winstbelastingtarief toe te passen van 9,35%.

3.GESCHIL

In geschil is primair de vraag of het beroep op verjaring moet worden gehonoreerd. Indien niet, dan is de vervolgvraag of sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De hoogte van de winst en het toepasselijke tarief zijn niet in geschil.

4.STANDPUNTEN PARTIJEN

Belanghebbende is van mening dat het compromis niet in de weg staat aan het beroep op verjaring. Primair stelt zij zich op het standpunt dat de navorderingstermijn met slechts zes maanden is verlengd en dat die dus op 30 juni 2014 is verlopen. De navorderingsaanslag dateert van 31 augustus 2014 en is dus te laat opgelegd. Subsidiair is belanghebbende van mening dat de Inspecteur geen nieuw feit heeft om een navorderingsaanslag op te leggen. Volgens belanghebbende is van een schrijf- of tikfout geen sprake en beschikte de Inspecteur bij het opleggen van de ambtshalve aanslag op 28 februari 2013 over voldoende gegevens in het dossier om een correcte redelijke schatting te maken van de winst. Belanghebbende verwijst daarbij naar de brief van 17 december 2007 (zie 2.3) en daarnaast naar de winstbelastingaangiften 2007 en ouder waaruit bleek dat belanghebbende een achtergestelde vordering had van Afl. 63,8 mio en rente-inkomsten van Afl. 6 à Afl. 7 mio per jaar.
De Inspecteur betoogt primair dat belanghebbende door het sluiten van het compromis afstand heeft gedaan van haar recht om zich te beroepen op de wettelijke navorderingstermijn. Bovendien is de navorderingsaanslag volgens de Inspecteur tijdig opgelegd nu aan belanghebbende 10 maanden uitstel is verleend voor het doen van aangifte. Volgens de Inspecteur beschikte zij wel over een nieuw feit. Immers belanghebbende had ten tijde van het opleggen van de aanslag nog geen aangifte ingediend en over de voorafgaande drie jaren waren nihil-aanslagen opgelegd.

5.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Vooraf. Ontvankelijkheid beroep.
5.1
Ingevolge artikel 19, lid 1 van de Algemene Landsverordening belastingen (ALB) kan iemand die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het Gerecht. De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 30 november 2015. Dat betekent dat de laatste dag van de termijn 30 januari 2016 is. Die dag betreft echter een zaterdag. In artikel 1 van de Algemene termijnenverordening (AB 1991 no. 107) is bepaald dat een in een landsverordening gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of erkende feestdag is. Dat betekent dat in het voorliggende geval de termijn wordt verlengd tot maandag 1 februari 2016. Het beroepschrift is op die dag, dus tijdig, per fax en email aan het Gerecht toegezonden, zodat het beroep ontvankelijk is.
Inhoudelijk.
5.2
De Inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende door het aangaan van het compromis afstand heeft gedaan van haar recht zich te beroepen op de wettelijke navorderingstermijn. Het Gerecht oordeelt hierover als volgt. Een belastingplichtige kan bij compromis afstand doen van zijn recht op beroep op overschrijding van de termijn. Uit de overeenkomst moet dan kunnen worden afgeleid dat die afstand uitdrukkelijk plaatsvond. In het onderhavige geval was ten tijde van het sluiten van het compromis al bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslag. In het bezwaar heeft belanghebbende een beroep gedaan op termijnoverschrijding. In het compromis is daarvan niet nadrukkelijk afstand gedaan. Gelet hierop faalt de grief van de Inspecteur.
5.3
Ingevolge artikel 13, lid 3 ALB vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag door verloop van vijf jaar na het ontstaan van de belastingschuld. Deze termijn wordt, gelet op artikel 13, lid 4 ALB, verlengd tot 10 jaar indien (voor zover hier van belang) de belastingplichtige niet overeenkomstig de ALB aangifte heeft gedaan. Aan belanghebbende is op 28 februari 2013 een primitieve aanslag opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat op dat moment de termijn voor het doen van aangifte reeds was verstreken en er nog geen aangifte was gedaan. In dat geval kan het op 12 mei 2014 ingediende aangiftebiljet niet meer aangemerkt worden als een aangifte in de zin van de ALB (vergelijk arrest Hoge Raad van 2 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9676). Gelet hierop concludeert het Gerecht dat belanghebbende niet overeenkomstig de ALB aangifte heeft gedaan, zodat de navorderingstermijn wordt verlengd tot 10 jaar. De navorderingsaanslag is binnen die 10 jaar, dus tijdig, opgelegd zodat het andersluidende standpunt van belanghebbende faalt. De vraag hoe lang uitstel voor de indiening van de aangifte is verleend behoeft dan geen beantwoording meer.
5.4
Ingevolge artikel 13 ALB kan de Inspecteur bij de aanwezigheid van een nieuw feit, de eerder te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslag bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn kan geen grond voor navordering opleveren. In dat geval heeft de Inspecteur een ambtelijk verzuim begaan dat aan navordering in de weg staat. Ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag winstbelasting 2008 had belanghebbende over dat jaar nog niet voldaan aan haar plicht om een aangifte winstbelasting in te dienen. Het gevolg hiervan was de Inspecteur op dat moment niet beschikte over de juiste gegevens voor de vaststelling van de aanslag. Belanghebbende heeft weliswaar gewezen op de winsten van de drie voorafgaande jaren van gemiddeld ca 6 miljoen gulden en op de brief van 17 december 2007, maar die omstandigheden vormen onvoldoende grond om te oordelen dat de Inspecteur in redelijkheid een veel hogere aanslag op had moeten leggen. Immers, de feitelijke omstandigheden kunnen per jaar verschillen en de Inspecteur heeft, naar het Gerecht heeft begrepen, na de brief van 17 december 2007 tot 2014 niets meer vernomen van belanghebbende. De Inspecteur kon dan ook niet weten of de feiten die in de voorafgaande jaren golden, ongewijzigd waren gebleven en of belanghebbende nog steeds een financieringsvennootschap was met als enige activum een achtergestelde vordering. Naar het oordeel van het Gerecht berust de primitieve aanslag, rekening houdend met de nihil-aanslagen van voorafgaande jaren, op een redelijke schatting van de Inspecteur. Belanghebbende heeft hiertegenover aangevoerd dat de nihil-aanslagen een gevolg zijn van aanwezige compensabele verliezen en dat er in 2008 geen compensabele verliezen meer waren, maar die omstandigheid doet naar het oordeel van het Gerecht niet af aan de redelijkheid van de schatting. Dat die schatting achteraf veel te laag bleek te zijn is niet te wijten aan de Inspecteur doch aan de belanghebbende die heeft verzuimd om tijdig de juiste gegevens over 2008 te verstrekken. Die juiste gegevens, die pas in de loop van 2014 zijn verstrekt, vormen het nieuwe feit op grond waarvan navordering mogelijk is. Van een ambtelijk verzuim is dan ook geen sprake. Het gelijk is aan de Inspecteur.

6.BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).