ECLI:NL:OGEAA:2016:901

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2044 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het gezag van de moeder over de minderjarige en toekenning van het gezag aan de vader

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 december 2016 een beschikking gegeven in een verzoekschrift dat op 25 augustus 2016 was ingediend. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.S. Croes, verzocht om het gezag over zijn minderjarige dochter [Y], geboren in 2007 in Haïti, te verkrijgen. De moeder, die in Haïti woont, was niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproeping. De minderjarige woont sinds 1 juli 2015 bij de vader in Aruba.

De vader heeft verklaard dat hij en de moeder gezamenlijk hebben besloten om de minderjarige naar Aruba te brengen voor een betere toekomst. Hij heeft echter ook aangegeven dat het contact met de moeder moeizaam verloopt door een gebrek aan moderne communicatiemiddelen. Het gerecht heeft vastgesteld dat het onduidelijk is of de moeder nog met het ouderlijk gezag is belast volgens Haïtiaans recht. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de minderjarige al geruime tijd bij de vader woont en door hem wordt verzorgd, heeft het gerecht geoordeeld dat de moeder tijdelijk niet in staat is om het gezag uit te oefenen.

Daarom heeft het gerecht besloten om de moeder haar gezag te schorsen op grond van artikel 1:253r, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en de vader met het gezag over de minderjarige te belasten. Deze beslissing is genomen om te voorkomen dat de minderjarige gezagsloos zou zijn. De beschikking is gegeven door rechter mr. W.C.E. Winfield, ter zitting van 13 december 2016, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 13 december 2016
Behorend bij EJ nr. 2044 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op verzoek van:
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. J.S. Croes.
Belanghebbenden:
[Y], de minderjarige, wonende in Aruba,
[Z], de moeder, wonende in Haïti.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 25 augustus 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 1 november 2016, waaruit blijkt de vader bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw A. Emanuel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder is op [datum] 2007 in Haïti geboren [Y] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de vader erkend.
2.2
Op 9 juli 2014 hebben de ouders krachtens een, in Haïti opgemaakte, akte de “charge definitive” met betrekking tot de minderjarige aan de vader en diens echtgenote toegekend.
2.3
De minderjarige woont vanaf 1 juli 2015 bij de vader in Aruba. De moeder woont in Haïti.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - ertoe dat de vader al dan niet samen met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vader heeft ter zitting aangevoerd, dat hij samen met de moeder heeft besloten de minderjarige mee te nemen naar Aruba, omdat de scholen hier beter zijn en hij haar hier een beter leven kan bieden. Over het contact met de moeder heeft hij verklaard dat contact met haar wel mogelijk is, doch moeizaam verloopt omdat zij niet de beschikking heeft over moderne communicatiemiddelen, zoals e-mail en dergelijke.
4.2
Onduidelijk is gebleven of de vader reeds – naar Haïtiaans recht – al dan niet samen met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarige is belast. Voor zover de moeder nog met het ouderlijk gezag over de minderjarige is belast, moet van het volgende worden uitgegaan.
4.2.1
De minderjarige woont al bijna een jaar hier bij de vader en wordt alleen door hem verzorgd en opgevoed. Gelet op hetgeen de vader naar voren heeft gebracht is aannemelijk dat het contact met de moeder moeizaam verloopt en hij thans feitelijk het gezag over de minderjarige alleen uitoefent. De moeder moet onder deze omstandigheden geacht worden tijdelijk in de onmogelijkheid te verkeren het gezag uit te oefenen, zodat haar gezag op grond van artikel 1:253r, tweede lid, BW is geschorst.
4.3
Ten einde te voorkomen dat de minderjarige gezagsloos is ziet het gerecht in het vorenstaande aanleiding om de vader – voor zover hij niet reeds krachtens Haïtiaans recht met het ouderlijk gezag is belast – met het gezag over de minderjarige belasten.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
belast [X] met het gezag over [Y], geboren op [datum] 2007 in Haïti.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 13 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.