ECLI:NL:OGEAA:2016:9

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
EJ. nr. 1804 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot erkenning buitenlandse akte inzake voogdij over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een buitenlandse akte. Het verzoek was ingediend door de vader van de minderjarige Y, die in Aruba woont. De moeder van Y woont in Colombia en is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De vader heeft op 18 augustus 2015 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van een akte van 30 oktober 2012, waarin de moeder akkoord ging met de overdracht van de voogdij aan de vader.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige Y is geboren op [datum] 2003 in Colombia en is door de vader erkend. De moeder heeft op 30 oktober 2012 bij het Instituto Colombiano de Bienestar Familiar een akte ondertekend waarin zij instemt met de overdracht van de voogdij aan de vader. Sinds 13 augustus 2013 woont Y bij de vader in Aruba, maar heeft geen verblijfstitel.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 1:26 BW een verklaring voor recht kan worden afgegeven dat een buiten Aruba gedane akte overeenkomstig plaatselijke voorschriften is opgemaakt. Echter, de akte van 30 oktober 2012 is niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, omdat deze registers geen informatie omtrent voogdij over minderjarigen bevatten. Daarom heeft het Gerecht het verzoek afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. W.C.E. Winfield.

Uitspraak

Beschikking van 5 januari 2016
behorend bij EJ. nr. 1804 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
X,
wonende in Aruba, [adres],
VERZOEK, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
Y, de minderjarige, wonende in Aruba,
Z, de moeder, wonende in Colombia
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND, hierna: de ambtenaar.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 18 augustus 2015,
  • het advies van de ambtenaar, ingediend op 16 november 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 17 november 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2003 in Colombia geboren Y (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de vader erkend.
2.2
Op 30 oktober 2012 is de moeder bij de “Instituto Colombiano de Bienestar Familiar” bij akte (acta de audiencia de conciliacion) akkoord gegaan om de voogdij (custodia) ten aanzien van de minderjarige aan de vader over te dragen.
2.3
De minderjarige woont sinds 13 augustus 2013 bij de vader in Aruba en heeft geen verblijfstitel.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde akte van 30 oktober 2012.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane akte overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde akte van 30 oktober 2012 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent voogdij over minderjarigen bevatten. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 5 januari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.