ECLI:NL:OGEAA:2016:870

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 890 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze beschikking van 6 december 2016, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is het verzoek van de vader tot wijziging van het gezag over de minderjarige en het vaststellen van een omgangsregeling behandeld. De vader, die in persoon procedeerde, verzocht om gezamenlijk gezag met de moeder, die niet verschenen was. De minderjarige, geboren op 10 oktober 2014, is door de vader erkend, terwijl de moeder van rechtswege het gezag uitoefent. De procedure omvatte meerdere zittingen, waarbij de Voogdijraad betrokken was om de sociale omstandigheden van de partijen te onderzoeken.

De rechter heeft vastgesteld dat het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt voor de vader om gezamenlijk gezag te verzoeken. De rechter heeft de Voogdijraad gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van de partijen, om te beoordelen of er een risico bestaat voor de minderjarige bij gezamenlijk gezag. Tijdens de zitting van 15 november 2016 hebben de partijen overeenstemming bereikt over een omgangsregeling, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.

De beschikking bevat een gedetailleerde omgangsregeling, waarbij de vader op specifieke dagen en tijden de minderjarige bij de moeder ophaalt en terugbrengt. De rechter heeft de verdere beslissing aangehouden, maar heeft de omgangsregeling vastgesteld in het belang van de minderjarige. Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 december 2016.

Uitspraak

Beschikking van 6 december 2016
behorend bij EJ nr. 890 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: de vader
procederend in persoon,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
niet verschenen.
Belanghebbende:
[de minderjarige],de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het verloop de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 19 april 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 september 2016, waaruit blijkt dat alleen de vader is verschenen en dat de moeder geen verweerschrift heeft ingediend en ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet is verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 15 november 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders en G. Maldonado.
De uitspraak is terstond gedaan.

2.DE FEITEN

De minderjarige is op [datum] 2014 in Aruba geboren en door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over de minderjarige.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt belast en tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent. Aangenomen moet worden dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Het gerecht heeft de Voogdijraad tijdens de zitting van 13 september 2016 verzocht een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat dat hij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen. De behandeling ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek zal, na het indienen van het rapport van de Voogdijraad op een nader te bepalen datum worden voortgezet. Iedere verdere beslissing op dit punt wordt aangehouden.
Omgang
4.3
Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige. Bij de vaststelling van de omgangsregeling is het belang van de minderjarige doorslaggevend. In het licht daarvan is tevens afgesproken dat de vader op de dagen waarop hij omgang heeft met de minderjarige, het terrein waar de moeder woont oprijdt tot aan de woning, dat hij uit de auto stapt en bij de voordeur de minderjarige van of aan de moeder overgedragen krijgt of overdraagt. Op die momenten geven partijen elkaar tevens de nodige en relevante informatie over de minderjarige.
4.4
Uit hetgeen ter zitting is besproken, en rekening houdende met de leeftijd van de minderjarige, is het gerecht van oordeel dat onderstaande omgangsregeling het meest in het belang van de minderjarige is.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [de vader] en de minderjarige [de minderjarige], geboren op 10 oktober 2014 in Aruba als volgt:
- elke donderdag van 9:00 tot 19.00 uur,
waarbij de vader de minderjarige bij moeder thuis ophaalt en daar weer terugbrengt,
- elke tweede en vierde zaterdag van de maand van 15.30 tot 19.00 uur,
waarbij de vader de minderjarige telkens na zijn werk bij moeder thuis ophaalt en daar weer terugbrengt,
- elke derde zondag van de maand van 9:00 tot 19:00 uur,
waarbij de vader de minderjarige bij moeder thuis ophaalt en daar weer terugbrengt,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.