In deze zaak heeft de grootmoeder van een minderjarige, wonende in Aruba, verzocht om schorsing van het ouderlijk gezag van de ouders, die in Colombia wonen, en om benoeming tot voogdes. De minderjarige is geboren in Colombia en verblijft sinds 2011 bij de grootmoeder in Aruba. De ouders hebben in 2015 via een bemiddelingsakte de zorg voor de minderjarige aan de grootmoeder toevertrouwd. De grootmoeder heeft aangevoerd dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor de minderjarige te dragen vanwege hun verblijf in Colombia en hun gebrek aan pedagogische kwaliteiten en financiële middelen.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de ouders in de onmogelijkheid verkeren om het gezag uit te oefenen, wat leidt tot schorsing van hun ouderlijk gezag. De grootmoeder heeft de minderjarige verzorgd en opgevoed, en het gerecht heeft geoordeeld dat de minderjarige gelukkig is bij haar en goed presteert op school. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht besloten om de grootmoeder te benoemen tot voogdes over de minderjarige, in overeenstemming met de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba.
De beslissing is genomen op 1 november 2016 door rechter W.C.E. Winfield en is in het openbaar uitgesproken. De griffier is opgedragen om deze beslissing in het gezagsregister te aantekenen.