In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 november 2016 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoekster, die in persoon procedeerde, met betrekking tot de voogdij over een minderjarige. De minderjarige, geboren in de Dominicaanse Republiek, staat niet geregistreerd in het bevolkingsregister van Aruba. De verzoekster heeft een overeenkomst met de ouders van de minderjarige, goedgekeurd door een Dominicaanse rechter, waarin de ouders de voogdij over de minderjarige aan de verzoekster hebben overgedragen, zodat zij samen in Aruba kunnen wonen.
Het verzoek van de verzoekster strekt primair tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van de eerdergenoemde uitspraak van 27 december 2007. Subsidiair verzoekt de verzoekster om benoeming tot voogdes over de minderjarige. Het gerecht overweegt dat de uitspraak van 27 december 2007 niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand, waardoor het primaire verzoek wordt afgewezen.
Wat betreft het subsidiaire verzoek, concludeert het gerecht dat de ouders van de minderjarige in de onmogelijkheid verkeren om het gezag uit te oefenen. Aangezien het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen de benoeming van de verzoekster tot voogdes, en de ouders kennelijk akkoord zijn met de situatie, wordt het subsidiaire verzoek toegewezen. De verzoekster wordt benoemd tot voogdes over de minderjarige, geboren in 1999 in de Dominicaanse Republiek, en het gerecht wijst alle andere verzoeken af.