ECLI:NL:OGEAA:2016:763
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Arubaanse rechter in omgangsregeling bij internationale context
In deze beschikking van 1 november 2016, behorend bij EJ nr. 2648 van 2015, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de vader, die in Aruba woont, tegen de moeder, die in Zwitserland woont. De procedure is voortgevloeid uit een eerder verloop dat blijkt uit een beschikking van 9 februari 2016. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E. Rosenstand, verzocht om een omgangsregeling met de minderjarige, die ook in Zwitserland verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper, heeft zich verzet tegen dit verzoek.
De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de relevante aanknopingspunten voor rechtsmacht, waarbij het gewicht van de gewone verblijfplaats van de minderjarige als doorslaggevend wordt beschouwd, conform het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Aangezien de minderjarige en de moeder in Zwitserland wonen, heeft de Arubaanse rechter geen rechtsmacht. De Nederlandse nationaliteit van de vader en zijn verblijfplaats in Aruba bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de Arubaanse rechtssfeer. De rechter concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat de bevoegdheid overgaat naar de Zwitserse rechter, waar een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming zal plaatsvinden.
De beslissing van het gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart om van het verzoekschrift kennis te nemen en dat de kosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven ter terechtzitting van 1 november 2016.