In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De verzoekster, de grootmoeder van de kinderen, heeft het verzoek ingediend, omdat de moeder sinds 2013 niet meer in Aruba verblijft en een terugkeerverbod heeft van vierenvijftig maanden. De minderjarigen wonen sinds 2009 bij de verzoekster, die hen verzorgt en opvoedt. De Voogdijraad heeft in haar rapport van 13 mei 2016 geadviseerd om de moeder te ontheffen uit het ouderlijk gezag, omdat zij feitelijk haar gezag niet uitoefent en de kinderen zich goed ontwikkelen bij de verzoekster.
De rechter heeft vastgesteld dat de moeder ongeschikt en onmachtig is om haar zorgplicht te vervullen. Hoewel het verzoek tot ontheffing alleen kan worden ingediend door de Voogdijraad of het Openbaar Ministerie, heeft de rechter besloten om, uit proceseconomische overwegingen, ook op het verzoek van de verzoekster te beslissen. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn haar ouderlijk gezag af te staan, waardoor er geen verzet is tegen de ontheffing.
De rechter heeft de moeder ontheven van het ouderlijk gezag en de verzoekster benoemd tot voogdes over de minderjarigen. Tevens is verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen en zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.