In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 1 november 2016 een beschikking gegeven met betrekking tot het verzoek van de moeder tot ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, heeft het verzoek ingediend op 17 juli 2015. De man is niet verschenen op de zittingen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De minderjarige, geboren in 2004, is het onderwerp van deze procedure. De Voogdijraad heeft zich bereid verklaard als bijzondere curator op te treden voor de minderjarige.
De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand en een rapport van Laboratorio Familiar met de bevindingen van een verwantschapsonderzoek. Dit onderzoek, uitgevoerd op 9 maart 2016, concludeerde dat de man niet de biologische vader van de minderjarige kan zijn. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder niet ontvankelijk is in haar verzoek, omdat dit niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Echter, het verzoek van de bijzondere curator namens de minderjarige werd wel ontvankelijk verklaard, omdat dit binnen de gestelde termijn was ingediend.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, de Voogdijraad te benoemen tot bijzondere curator van de minderjarige, en de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren. Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.