In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad, vertegenwoordigd door mr. M. Ras-Pieternella en A. Flanders, op 18 mei 2016 een verzoekschrift ingediend. De zaak betreft de vader, die in persoon procedeert, en de moeder van de minderjarige. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 augustus 2016, waar beide ouders aanwezig waren. De minderjarige is geboren in 1999 en door de vader erkend in 2015.
De moeder verzoekt het gerecht om de vader te veroordelen tot betaling van Afl. 400,- per maand, ingaande 1 juni 2016, voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van hun kinderen naar draagkracht, zoals vastgelegd in artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De vader betwist de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van de moeder niet, maar stelt zelf onvoldoende draagkracht te hebben.
Het gerecht oordeelt dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen draagkracht heeft, gezien zijn bijverdiensten en het bezit van onroerend goed in Venezuela en Colombia. Het gerecht bepaalt dat de vader een bijdrage van Afl. 340,- per maand moet betalen, ingaande op 1 juli 2016, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken worden afgewezen.