ECLI:NL:OGEAA:2016:693

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
EJ nr. 722 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad, vertegenwoordigd door mr. M. Ras-Pieternella en A. Flanders, op 18 mei 2016 een verzoekschrift ingediend. De zaak betreft de vader, die in persoon procedeert, en de moeder van de minderjarige. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 augustus 2016, waar beide ouders aanwezig waren. De minderjarige is geboren in 1999 en door de vader erkend in 2015.

De moeder verzoekt het gerecht om de vader te veroordelen tot betaling van Afl. 400,- per maand, ingaande 1 juni 2016, voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van hun kinderen naar draagkracht, zoals vastgelegd in artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De vader betwist de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van de moeder niet, maar stelt zelf onvoldoende draagkracht te hebben.

Het gerecht oordeelt dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen draagkracht heeft, gezien zijn bijverdiensten en het bezit van onroerend goed in Venezuela en Colombia. Het gerecht bepaalt dat de vader een bijdrage van Afl. 340,- per maand moet betalen, ingaande op 1 juli 2016, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 11 oktober 2016
Behorend bij EJ nr. 722 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[de moeder], de moeder,
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 mei 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 30 augustus 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder en de vader in persoon, en de Voogdijraad bij mr. . M.Ras-Pieternella en A. Flanders;
  • de producties, overgelegd door de man bij de mondelinge behandeling.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [geboortedatum] 1999 in Aruba geboren [de minderjarige]. De minderjarige is op [datum] 2015 door de vader erkend.

3.HET VERZOEK

3.1
De moeder verzoekt het gerecht om de vader te veroordelen tot betaling van een bedrag van Afl. 400,- per maand, ingaande 1 juni 2016, als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
De vader heeft de gestelde behoefte van de minderjarige, noch de gestelde (beperkte) draagkracht van de moeder gemotiveerd betwist. Hij stelt evenwel zelf onvoldoende draagkracht te bezitten om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
4.3
Met de door hem ter zitting overgelegde stukken heeft de vader naar het oordeel van het gerecht niet aannemelijk weten te maken dat hij in het geheel geen draagkracht heeft. Daarbij is in aanmerking genomen dat hij ter zitting heeft erkend naast zijn gewone werk bijverdiensten te hebben en dat hij de stelling van de vrouw dat hij over onroerend goed beschikt in Venezuela en Colombia niet heeft weersproken. Tevens acht het gerecht van belang dat de man ter zitting heef verklaard dat hij wel bereid is bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, indien deze daar zelf bij hem om vraagt.
4.4
Op grond van het vorenstaande acht het gerecht een bijdrage door de vader van Afl. 340,-- per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal de door de vader ten behoeve van de minderjarige te betalen onderhoudsbijdrage bepalen op dit bedrag. De ingangsdatum van de betalingsverplichting zal worden bepaald op 1 juli 2016, zijnde de datum waarop de vader kan worden geacht van het verzoekschrift op de hoogte te zijn geraakt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
veroordeelt [de vader] om met ingang van 1 juli 2016 en in de toekomst, telkens bij vooruitbetaling, te betalen een bedrag van Afl. 340,-- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn dochter [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1999 in Aruba,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 11 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.