ECLI:NL:OGEAA:2016:595

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
EJ nr. 300 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag over minderjarige in het personen- en familierecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De vader, die in Aruba woont, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, die in de Dominicaanse Republiek is geboren en bij hem in Aruba woont. De moeder, die in de Dominicaanse Republiek woont, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting. De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat hij zowel naar Dominicaans als naar Arubaans recht bevoegd is tot het gezag. Hij heeft ook een volmacht van de moeder overgelegd, waarin zij hem toestemming geeft om alle noodzakelijke formaliteiten voor de minderjarige te verrichten.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, en de jurisprudentie. Het gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd bij de vader woont en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij klem is geraakt tussen de ouders. De moeder heeft geen bezwaren geuit tegen de gezamenlijke uitoefening van het gezag. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader gezamenlijk met de moeder het gezag uitoefent.

De beslissing houdt in dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige zal uitoefenen. De griffier is opgedragen deze beslissing in het gezagsregister aan te tekenen en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 6 september 2016
Behorend bij EJ nr. 300 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[naam], de minderjarige,
wonende in Aruba.
[naam],hierna de moeder,
wonende in de Dominicaanse Republiek.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 16 februari 2016,
  • het verhoor van de minderjarige op 16 juni 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 14 juni 2016, waaruit blijkt dat alleen de vader is verschenen. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw A. Flanders. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is op 27 juni 2000 in de Dominicaanse Republiek uit de moeder geboren. Zij is door de vader erkend.
2.2
De moeder heeft op 15 juni 2015 ten overstaan van een advocaat en twee getuigen onder ede verklaard dat zij aan de in Aruba wonende vader volmacht verleend, zo ruim als rechtens noodzakelijk is, opdat hij alle formaliteiten verricht die nodig mochten zijn om de minderjarige naar school te sturen, naar de arts te brengen en elke andere formaliteit die nodig mocht zijn in het belang van de minderjarige.
2.3
De minderjarige verblijft, kennelijk vanaf in ieder geval september 2013, bij de vader in Aruba. Voor het schooljaar 2013-2014 stond zij als leerling ingeschreven van de [naam school] school te San Nicolaas. Voor het schooljaar 2014-2015 stond zij als leerling van EPB-Oranjestad ingeschreven.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader al dan niet gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek gesteld dat hij zowel naar Dominicaans als naar Arubaans recht bevoegd is tot het gezag, en dat hij ter verkrijgen van een tijdelijke verblijfsvergunning voor de minderjarige belast dient te zijn met de uitoefening van het gezag over de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter zitting heeft de vader nog aangevoerd dat hij naar Dominicaans recht reeds gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag (“patria potestad”) over de minderjarige is belast, omdat hij de minderjarige binnen drie maanden na haar geboorte heeft erkend.
4.2
Deze stelling van de vader volgt niet zonder meer uit art. 374 van de
Codigo Civil de la Republica Dominicana. Ingevolge die bepaling is de moeder van een natuurlijk kind van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag
(la autoridad del padre y la madre)over dat kind en kan de vader, die het kind binnen drie maanden na diens geboorte heeft erkend, het gerecht
(el tribunal)verzoeken om eenhoofdig of gezamenlijk gezag. Dat de vader in de Dominicaanse Republiek een dergelijk verzoek heeft gedaan, is niet gebleken. Het gerecht gaat er daarom van uit dat de vader zich ter zitting heeft vergist en dat hij – zoals uit zijn verzoekschrift ook blijkt – niet met het gezag over de minderjarige is belast.
4.3
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken. Aangenomen moet worden dat indien een op eenhoofdig of gezamenlijk gezag gericht verzoek van de vader voorligt, eenhoofdig gezag slechts in aanmerking komt indien de rechter zulks in het belang van het kind wenselijk oordeelt (vgl. GHvJNAA 6-1-2009; ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH0540).
4.4
Bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Uitgangspunt is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem wordt belast, zoals met name indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005,
LJNAS8525).
4.5
Niet gebleken is dat de minderjarige in de afgelopen drie jaar, terwijl zij hier in Aruba bij haar vader woont en de moeder in de Dominicaanse Republiek woont, klem is geraakt in de verhouding tussen de ouders. Integendeel, de moeder heeft de vader volmacht verleend in het belang van de minderjarige in Aruba. Nu de moeder overigens geen bezwaren heeft geuit tegen een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, de minderjarige inmiddels al ruim drie jaar bij de vader in Aruba woont en door hem wordt verzorgd en opgevoed terwijl de moeder in de Dominicaanse Republiek is blijven wonen, acht het gerecht het in belang van de minderjarige dat de vader mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt belast.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [naam], voortaan gezamenlijk met de moeder, [naam], het gezag over [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de Dominicaanse Republiek, zal uitoefenen,
bepaalt dat de griffier van dit gerecht deze beslissing zal aantekenen in het gezagsregister,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.