ECLI:NL:OGEAA:2016:592
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van bevelschriften tot inbewaringstelling en uitzetting van een Colombiaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de verzoeker, een Colombiaanse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen bevelschriften van de minister van Justitie van Aruba, die zijn inbewaringstelling en verwijdering gelastte. De verzoeker heeft op 11 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen deze bevelschriften en verzocht om schorsing. De behandeling vond plaats op 22 augustus 2016, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.F.M. Zara, en de minister van Justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.P. Wever. De rechter-commissaris had de inbewaringstelling op 11 augustus 2016 rechtmatig geoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat er geen grond was voor schorsing van het bevelschrift. Het gerecht oordeelde dat het bezwaar van de verzoeker niet-ontvankelijk was, omdat de toetsing van de inbewaringstelling reeds door de rechter-commissaris had plaatsgevonden. De verzoeker had ook geen rechtsmiddel aangewend tegen een eerder verwijderingsbevel, waardoor dit rechtens onaantastbaar was geworden. Het gerecht concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de verwijdering onterecht zouden maken. De verzoeker had bovendien geen zicht op legalisering van zijn verblijf in Aruba, en de gestelde schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens werd niet aannemelijk gemaakt. De rechter wees het verzoek tot schorsing af.