ECLI:NL:OGEAA:2016:538

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
A.R. 26 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidievordering voor gratificaties van werknemers bij ambtsjubilea

In deze zaak vorderde de Stichting voor Verstandelijk Gehandicapten Aruba (SVGA) betaling van Afl. 111.451,90 van het Land Aruba, ter zake van door het Land te subsidiëren gratificaties voor personeel bij 25-, 30-, 35- en 40-jarige ambtsjubilea. SVGA baseerde haar vordering op een subsidieovereenkomst en stelde dat de regeling voor ambtenaren ook van toepassing was op haar personeel. Het Land betwistte de bevoegdheid van de civiele rechter en stelde dat de regeling niet op SVGA-medewerkers van toepassing was. Tijdens de procedure heeft het Land wel de bedragen voor 25-jarige jubilarissen voldaan, maar voor de overige jubilarissen ontbrak het aan grond voor betaling.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelde dat SVGA zich terecht beriep op een eerder vonnis van 4 juli 2012, waarin was vastgesteld dat er sprake was van een overeenkomst naar burgerlijk recht en dat de civiele rechter bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. Het Gerecht verwierp de verweren van het Land en oordeelde dat alle bedragen voor de gratificaties bij 30-, 35- en 40-jarige ambtsjubilea alsnog betaald moesten worden, met uitzondering van een bedrag dat al was erkend door het Land. Het Gerecht wees de vordering van SVGA toe, met inachtneming van de reeds gedane betalingen.

Het vonnis leidde tot een veroordeling van het Land tot betaling van Afl. 78.641,90, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Het Land werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 augustus 2016 door rechter mr. J. Sap.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. 26 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
STICHTING VOOR VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: SVGA,
gemachtigde: advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: advocaten mrs. M.M.M.C. Ecury en D.C.A. Crouch,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering eis;
- de conclusie van dupliek, tevens akte uitlating vermeerdering eis;
- de akte uitlating producties;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis. Omdat thans een eindvonnis wordt gewezen, zal het Gerecht het Procesreglement dat gold tot 1 augustus 2016 toepassen, nu partijen zich niet meer hebben kunnen uitlaten en anders benadeling van één van de partijen zou optreden.

2.HET GESCHIL EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
SVGA vordert, na vermeerdering van eis, betaling van Afl. 111.451,90 wegens door het Land te subsidiëren gratificaties aan personeelsleden van SVGA. Het betreft bedragen die ter beschikking worden gesteld bij 25-, 30-, 35- en 40-jarige ambtsjubilea. SVGA zoekt op grond van de tussen partijen geldende subsidieovereenkomst aansluiting bij de voor ambtenaren geldende regeling. Zij vordert thans betaling van de gelden onder veroordeling van het Land in de kosten van het geding.
2.2
Het Land heeft verweer gevoerd. Het bestrijdt de bevoegdheid van de civiele rechter en stelt zich daarnaast op het standpunt dat de voor ambtenaren gelden regeling niet op medewerkers van SVGA van toepassing is. Hangende de procedure heeft het Land de bedragen die betrekking hebben op de 25-jarige jubilarissen voldaan. Voor de andere ziet zij geen grond.
2.3
Tussen SVGA en het Land zijn reeds meerdere procedures gevoerd met betrekking tot de uitvoering van de subsidieovereenkomst. SVGA heeft zich met name beroepen op een uitspraak van dit Gerecht van 4 juli 2012 onder nummer AR 320 van 2011, dat eveneens handelde over de betaling van gratificaties.
2.4
Op de standpunten van partijen gaat het Gerecht, waar nodig, bij de beoordeling nader in.

3.DE BEOORDELING

3.1
De twee vragen die partijen in de kern verdeeld houden betreffen:
1. de aard van de overeenkomst en de bevoegdheid van de civiele rechter om van een geschil kennis te nemen;
2. de gerechtigdheid van SVGA op subsidiëring van gratificaties van personeel dat bij SVGA in dienst is bij een 30-, 35- en 40-jarig ambtsjubileum.
Het Gerecht overweegt over deze geschilpunten het volgende.
3.2
SVGA heeft zich uitdrukkelijk beroepen op het vonnis van het Gerecht van 4 juli 2012 onder nummer AR 320 van 2011. Zij sluit daarbij geheel aan en stelt, onder meer in repliek onder nr. 16, 22 en 30 dat zowel qua karakter van de overeenkomst als qua inhoud van die overeenkomst dit vonnis moet worden gevolgd. Het Gerecht kan dit beroep niet anders opvatten dan als een beroep op het gezag van gewijsde, zoals bedoeld in art. 70a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Dat deze term niet expliciet wordt gebezigd door SVGA staat hieraan niet in de weg (HR 30 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2759, NJ 1999, 83 (Van Gasteren/Beemster)). Bovendien heeft het Land ook begrepen dat SVGA op dit vonnis een uitdrukkelijk beroep deed (bij dupliek 51 noemt zij dit zelfs “een constant beroep”). In het vonnis van 4 juli 2012 is reeds door het Gerecht beslist dat sprake is van een overeenkomst naar burgerlijk recht en de civiele rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Ook de strekking van art. 4, aanhef en onder i is door het Gerecht al uitgelegd. Tevens heeft de uitspraak betrekking op de werknemers van SVGA, ongeacht of zij onderwijzend dan wel ondersteunend personeel zijn als ook op de voorwaarden waaronder de subsidie moet worden toegekend.
3.3
Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, nu daartegen geen rechtsmiddel is aangewend. Door het expliciete beroep op het gezag van gewijsde (waardoor de rechtsverhouding thans mede door dat vonnis wordt bepaald), verwerpt het Gerecht de algemene verweren van het Land met betrekking tot de aanspraken van SVGA op het ter beschikking stellen van de subsidiegelden ten behoeve van de gratificaties. Dit ontneemt het Land overigens niet de bevoegdheid om ten aanzien van individuele omstandigheden zich tegen toekenning te verzetten, bijvoorbeeld op de grond dat een werknemer, met toepassing van de ambtenarenregeling, geen aanspraak kan maken op een gratificatie.
3.3
Het bovenstaande betekent dat alle bedragen die betrekking hebben op subsidie van gratificaties van werknemers bij 30-, 35,- en 40-jarige ambtsjubilea alsnog betaald moeten worden. Het land had bij dupliek al erkend dat zij gehouden is tot betaling van de subsidie bij de 25-jarige jubilea (zij het op andere grond). Dat neemt niet weg dat SVGA wel degelijk belang had bij haar vordering, nu het Land niet, dan wel afwijzend reageerde op betalingsverzoeken, ook ten aanzien van deze personen. Rekening houdend met de aangetoonde betalingen bij dupliek, die door SVGA bij akte zijn erkend, zal het toe te wijzen bedrag worden verminderd met Afl. 24.975,00.
3.4
Het beroep van het Land dat zij voor een deel van de subsidievordering ten belope van Afl. 64.000,00 nimmer in gebreke is gesteld en niet in verzuim is, wordt verworpen. Door de weigering van het Land om de voorafgaande aan de procedure reeds opeisbare subsidies te voldoen, mocht SVGA afleiden dat het Land ook de nadien opeisbare subsidie niet zou willen betalen - wat overigens ook zo is. In dat geval kan een ingebrekestelling achterwege blijven en treedt toch het verzuim in (vgl. art. 6:80 Burgerlijk Wetboek).
3.5
Het Land heeft zich verder verweerd tegen de subsidiëring van de gratificatie voor de heer [X] ten belope van Afl. 7.835,00. Het Land heeft bij antwoord en bij dupliek/akte uitlating vermeerdering eis gesteld dat deze werknemer geen recht had op de gratificatie omdat hij reeds, met toepassing van de ambtenarenregeling, de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt op het moment dat hij in aanmerking zou komen voor de gratificatie. Bij ambtenaren eindigt het dienstverband dan automatisch en wordt geen gratificatie toegekend. [X] heeft dan ook volgens het Land geen recht (gehad) op die gratificatie en zij hoeft SVGA daarvoor (dus) niet te subsidiëren. SVGA heeft deze stelling niet bestreden, anders dan met de opmerking dat het Land de ambtenarenregel naar eigen believen toepast. Zij heeft niet aangevoerd, laat staan onderbouwd, dat ten aanzien van [X] toch (ook) een subsidie had moeten worden verstrekt. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
3.6
Het bovenstaande leidt ertoe dat toewijsbaar is de somma van Afl. 78.641,90, vermeerderd met de wettelijke rente (waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd) vanaf 28 juli 2014 over Afl. 13.995,00, vanaf 24 november 2014 over Afl. 25.621,90 en vanaf 11 november 2015 over Afl. 64.000,00.
3.7
De buitengerechtelijke kosten zijn, gerelateerd aan de gevorderde bedragen (minus het afgewezen bedrag), toewijsbaar tot Afl. 3.961,69.
3.8
Het Land zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt het Land tot betaling aan SVGA van een bedrag van Afl. 78.641,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2014 over Afl. 13.995,00, vanaf 24 november 2014 over Afl. 25.621,90 en vanaf 11 november 2015 over Afl. 64.000,00 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt het Land tot betaling van Afl. 3.961,69 ten titel van buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van SVGA worden begroot op Afl. 1.110,00 aan griffierecht, Afl. 193,10 aan explootkosten en Afl. 4.250,00 aan salaris van de gemachtigde (2,5 pnt);
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.