In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt de moeder, die in persoon procedeert, de vader om een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige dochter. De vader heeft de minderjarige erkend, waardoor het verzoek van de moeder om vast te stellen dat hij de vader is, als ingetrokken wordt beschouwd. De procedure omvat verschillende zittingen, waaronder een minderjarigenverhoor en mondelinge behandelingen, waarbij beide ouders in persoon zijn verschenen.
De vader heeft aangevoerd dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de gevraagde alimentatie te betalen, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van zijn financiële situatie. Het gerecht oordeelt dat de vader, gezien zijn gebrek aan inzicht in zijn financiële situatie, geacht moet worden in staat te zijn de verzochte bijdrage te betalen. De beslissing van het gerecht is dat de vader wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 500,- per maand, met ingang van 1 maart 2016, de datum waarop hij geacht wordt op de hoogte te zijn geraakt van het verzoekschrift.
De uitspraak is gedaan door rechter W.C.E. Winfield en openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016, in aanwezigheid van de griffier. De beslissing wijst het anders of meer verzochte af.