ECLI:NL:OGEAA:2016:504

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
KG 2016/83
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en gebruik van hotelkamer in kort geding tussen huurder en hotel

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een kort geding tussen eiseres [B], wonende te Sint Maarten, en gedaagde, de naamloze vennootschap [het hotel], eveneens gevestigd te Sint Maarten. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. B.Ph.C. de Jong. De procedure begon met een verzoekschrift van 23 februari 2016, waarna de zitting op 25 februari 2016 plaatsvond. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en heeft gedaagde producties overgelegd, inclusief een pleitnota. De uitspraak werd op 5 augustus 2016 gedaan.

De zaak draait om de huur van een hotelkamer door eiseres, die door het Gerecht als een niet zelfstandige woning wordt beschouwd volgens artikel 7:232 BW. Eiseres heeft een vordering ingediend om het hotel te verbieden haar kamer af te sluiten en om de airconditioning weer aan te sluiten, alsook om een bedrag van USD 63,00 te vorderen. Gedaagde heeft in reconventie de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang aanwezig is en heeft de vordering van eiseres om de toegang tot de hotelkamer te waarborgen toegewezen, met dwangsommen. De vordering om de airconditioning aan te sluiten werd afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat dit onderdeel was van de huurovereenkomst. De vordering tot betaling van USD 63,00 werd eveneens afgewezen, evenals de tegenvordering van het hotel, omdat het Gerecht in kort geding geen huurovereenkomsten kan ontbinden. Het Gerecht heeft de proceskosten voor beide partijen op eigen rekening gesteld.

De beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg was dat het hotel de kamer van eiseres niet mocht afsluiten, met een dwangsom van USD 500,00 per dag bij overtreding, tot een maximum van USD 5.000,00. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

Vonnis van 5 augustus 2016
Zaaknummer: KG 2016/83
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[A],
wonende te Sint Maarten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. B.Ph.C. de Jong,
tegen
de naamloze vennootschap
[het hotel],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
verschenen bij haar directeur [B].
Partijen worden aangeduid als “[B]” en “het hotel”, tenzij anders is vermeld.

1.De procedure

Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties d.d. 23 februari 2016. De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2016. Partijen en mr. Jansen, namens mr. De Jong, zijn verschenen. Partijen hebben de standpunten toegelicht en gedaagde heeft producties overgelegd alsmede een pleitnota. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Het Gerecht heeft een eerder kort geding vonnis gewezen tussen partijen op 26 februari 2016 (KG 2016/83). Daarvan is geen hoger beroep ingesteld. Al hetgeen in dat vonnis is vermeld dient als hier letterlijk herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2.2.
In dat eerdere vonnis is overwogen, bij wijze van voorlopig oordeel, dat de hotelkamer van eiseres in het hotel een niet zelfstandige woning is in de zin van artikel 7:232 BW.
2.3.
Op 21 maart 2016 heeft het hotel een verzoek ingediend bij de Huurcommissie om toestemming te krijgen de huur van de hotelkamer aan [B] op te zeggen. De zitting bij de Huurcommissie heeft plaatsgevonden op 17 juni 2016 en de uitspraak van de Huurcommissie wordt binnenkort verwacht.

3.De vorderingen en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
Na intrekking ter zitting van vordering nummer IV (omdat daarover al in het eerste vonnis is beslist en die veroordeling nog steeds staat) vordert [B] in conventie dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen zal nemen:
het hotel te verbieden om de hotelkamer van [B] af te sluiten, zulks op verbeurte van dwangsommen,
het hotel te gebieden de airconditioning weer aan te sluiten, zulks op verbeurte van dwangsommen,
het hotel te veroordelen aan eiseres te betalen USD 63,00 plus rente,
het hotel te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Het hotel vordert in reconventie dat de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang wordt ontboden.
3.3
Partijen concluderen over en weer tot niet-ontvankelijkverklaring van de ander in haar vorderingen, althans dat deze aan haar worden ontzegd, met veroordeling van de andere partij in de proceskosten.
3.4.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover althans deze relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen in conventie gegeven.
4.2.
Het hotel betwist dat zij [B] de toegang tot de kamer heeft ontzegd. [B] heeft echter gemotiveerd aangevoerd dat dit wel degelijk het geval is. Het Gerecht overweegt dat het niet overtuigend kan vaststellen dat [B] de toegang is ontzegd, maar tegelijkertijd geldt dat het voor [B] lastig is om dat te bewijzen. Het Gerecht zal daarom de vordering in conventie sub 1 bij wijze van ordemaatregel toewijzen, met dwangsommen, nu immers het hotel als verhuurder gehouden is de toegang tot de hotelkamer te verschaffen.
4.3.
Anders dan [B] stelt heeft zij niet aangetoond dat met het hotel de afspraak is gemaakt dat met de hotelkamer ook airconditioning zou worden geleverd. Het hotel voert gemotiveerd aan dat daarvoor een hoger tarief geldt en deze betwisting is door [B] onvoldoende weersproken. Het krantenartikel over de vorige zitting, waarin is vermeld dat door het hotel is toegezegd dat de airco zou worden aangesloten, is in zoverre correct dat toen is afgesproken dat de airco zou worden aangesloten tot het vonnis is gewezen. In het eerdere vonnis is niet beslist dat de airco moet worden aangesloten. De vordering sub 2 wordt dus afgewezen.
4.4.
De vordering sub 3 van USD 63,00 wordt afgewezen. Het Gerecht houdt zich in kort geding niet bezig met bagatel vorderingen.
4.5.
De tegenvordering van het hotel kan niet worden toegewezen. Het Gerecht kan immers in kort geding geen huurovereenkomsten ontbinden. Dat kan enkel de bodemrechter omdat een dergelijk oordeel definitief is en het in kort geding enkel over voorlopige oordelen kan gaan. Het hotel kan opzeggen zodra zij zich heeft voorzien van toestemming van de Huurcommissie. Het Gerecht wil in deze vordering wel een vordering tot ontruiming lezen, omdat het hotel niet is voorzien van rechtsbijstand, maar ook die vordering wordt afgewezen. De reden daarvoor is dat [B] de huur op tijd betaalt en niet is gebleken dat zij anderszins in verzuim is geraakt. De stelling van het hotel dat [B] wangedrag zou vertonen is onvoldoende gemotiveerd. Toestemming van de Huurcommissie de huurovereenkomst op te zeggen is er nog niet.
4.6.
Het Gerecht overweegt dat overduidelijk is dat tussen [B] en Fortuna “de koek op is”. Partijen zijn volledig op elkaar uitgekeken en ergeren elkaar doorlopend. Vandaar dat het verstandig is dat [B] uitkijkt naar alternatieve woonruimte.
4.7.
Nu partijen over en weer (deels) in het ongelijk zijn gesteld zal het Gerecht beslissen dat zij de proceskosten ieder voor eigen rekening dienen te houden.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg,
rechtdoende in kort geding in conventie en in reconventie:
verleent [B] gratis admissie,
verbiedt het hotel om de kamer van [B] af te sluiten, zulks op straffe van een dwangsom van USD 500,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat het hotel handelt in strijd met dit verbod, en maximeert de aldus te verbeuren dwangsommen op USD 5.000,00,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2016 in aanwezig van de griffier.