ECLI:NL:OGEAA:2016:504
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en gebruik van hotelkamer in kort geding tussen huurder en hotel
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een kort geding tussen eiseres [B], wonende te Sint Maarten, en gedaagde, de naamloze vennootschap [het hotel], eveneens gevestigd te Sint Maarten. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. B.Ph.C. de Jong. De procedure begon met een verzoekschrift van 23 februari 2016, waarna de zitting op 25 februari 2016 plaatsvond. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en heeft gedaagde producties overgelegd, inclusief een pleitnota. De uitspraak werd op 5 augustus 2016 gedaan.
De zaak draait om de huur van een hotelkamer door eiseres, die door het Gerecht als een niet zelfstandige woning wordt beschouwd volgens artikel 7:232 BW. Eiseres heeft een vordering ingediend om het hotel te verbieden haar kamer af te sluiten en om de airconditioning weer aan te sluiten, alsook om een bedrag van USD 63,00 te vorderen. Gedaagde heeft in reconventie de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang aanwezig is en heeft de vordering van eiseres om de toegang tot de hotelkamer te waarborgen toegewezen, met dwangsommen. De vordering om de airconditioning aan te sluiten werd afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat dit onderdeel was van de huurovereenkomst. De vordering tot betaling van USD 63,00 werd eveneens afgewezen, evenals de tegenvordering van het hotel, omdat het Gerecht in kort geding geen huurovereenkomsten kan ontbinden. Het Gerecht heeft de proceskosten voor beide partijen op eigen rekening gesteld.
De beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg was dat het hotel de kamer van eiseres niet mocht afsluiten, met een dwangsom van USD 500,00 per dag bij overtreding, tot een maximum van USD 5.000,00. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. A.J.J. van Rijen.