ECLI:NL:OGEAA:2016:473

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
LAR nr. 1534 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de verzoeker, een Filipijnse nationaliteit, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de minister op 12 februari 2016 was afgewezen. Hierop heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en op 14 juni 2016 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Op 28 juni 2016 heeft hij het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting vond plaats op 4 juli 2016, waar de verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minister schriftelijk had laten weten dat de verzoeker de beslissing op zijn bezwaarschrift mocht afwachten en dat hij zijn werkzaamheden mocht voortzetten. Echter, de verzoeker stelde dat hij door de autoriteiten was geïnformeerd dat hij niet mocht werken, wat de spoedeisendheid van zijn verzoek onderstreepte. De minister had geen bezwaar tegen het treffen van de voorlopige voorziening.

De rechter heeft besloten dat de verzoeker voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering behandeld wordt als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift. Tevens is bepaald dat het door de verzoeker gestorte griffierecht van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort. Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juli 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juli 2016
LAR nr. 1534 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[naam],
van Filipijnse nationaliteit,
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. R.E.B. Gibbs,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. N.R. Sneek en dhr. Odor (DIMAS)

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 12 februari 2016 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker om een (nieuwe) vergunning tot tijdelijk verblijf.
Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Op 14 juni 2016 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
Op 28 juni 2016 heeft hij zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De zaak is op 4 juli 2016 behandeld ter zitting, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Uitspraak is terstond gedaan.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Met zijn verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat hij hangende de bodemprocedure wordt behandeld als ware hij in het bezit van de door hem gevraagde vergunning.
2.3
Ter zitting is gebleken dat verweerder inmiddels schriftelijk aan verzoeker heeft laten weten dat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift hier te lande mag afwachten. Ter zitting heeft verweerder tevens te kennen gegeven dat het verzoeker gedurende die periode ook is toegestaan zijn werkzaamheden voor zijn werkgever voort te zetten. Gelet hierop bestaat er in beginsel geen spoedeisend belang meer bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft evenwel onbetwist gesteld dat hem niettegenstaande het vorenstaande bij een recente arbeidscontrole door de autoriteiten te kennen is gegeven dat hij niet mag werken. Gelet hierop, alsmede op de mededeling ter zitting van verweerder dat hij geen bezwaar heeft tegen het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, ziet het gerecht aanleiding het verzoek toe te wijzen.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een procedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.
2.5
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker, [naam], voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst werkzaam te zijn bij [naam] Restaurant, totdat is beslist op het tegen de beschikking van verweerder van 12 februari 2016 ingediende bezwaarschrift;
 gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maand, 4 juli 2016, in aanwezigheid van de griffier.