ECLI:NL:OGEAA:2016:473
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de verzoeker, een Filipijnse nationaliteit, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de minister op 12 februari 2016 was afgewezen. Hierop heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en op 14 juni 2016 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Op 28 juni 2016 heeft hij het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 4 juli 2016, waar de verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minister schriftelijk had laten weten dat de verzoeker de beslissing op zijn bezwaarschrift mocht afwachten en dat hij zijn werkzaamheden mocht voortzetten. Echter, de verzoeker stelde dat hij door de autoriteiten was geïnformeerd dat hij niet mocht werken, wat de spoedeisendheid van zijn verzoek onderstreepte. De minister had geen bezwaar tegen het treffen van de voorlopige voorziening.
De rechter heeft besloten dat de verzoeker voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering behandeld wordt als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift. Tevens is bepaald dat het door de verzoeker gestorte griffierecht van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort. Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juli 2016.