ECLI:NL:OGEAA:2016:472

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
LAR nr. 1513 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de verzoekster, een Filipijnse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoekster heeft op 14 juni 2016 een afwijzing ontvangen en heeft op 24 juni 2016 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zitting vond plaats op 4 juli 2016, waar de verzoekster in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.

De rechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), de verzoekster de bestreden beschikking kan schorsen indien de uitvoering daarvan voor haar een onevenredig nadeel zou meebrengen. De verweerder heeft tijdens de zitting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, wat de rechter heeft meegenomen in zijn beslissing.

De rechter heeft bepaald dat de verzoekster, totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift tegen de beschikking van 14 juni 2016, behandeld zal worden alsof zij in het bezit is van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf. Tevens is gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht van Afl. 25,-- aan haar wordt teruggestort. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juli 2016
LAR nr. 1513 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[naam],
van Filipijnse nationaliteit,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.E.B. Gibbs,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. N.R. Sneek en dhr. Odor (DIMAS)

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 juni 2016 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoekster om een (nieuwe) vergunning tot tijdelijk verblijf.
Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Op 24 juni 2016 heeft zij zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De zaak is op 4 juli 2016 behandeld ter zitting, waar verzoekster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Uitspraak is terstond gedaan.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Met haar verzoek beoogt verzoekster te bewerkstelligen dat zij hangende de bodemprocedure wordt behandeld als ware zij in het bezit van de door haar gevraagde vergunning.
2.3
Ter zitting is heeft verweerder te kennen gegeven dat de bestreden beschikking vragen oproept en het in verband daarmee aan verzoekster zal worden toegestaan de beslissing op haar bezwaarschrift hier te lande mag afwachten. Verweerder heeft daarbij tevens medegedeeld dat het verzoekster gedurende die periode ook is toegestaan de werkzaamheden voor haar werkgever voort te zetten. Desgevraagd heeft verweerder verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Het gerecht ziet hierin aanleiding het verzoek toe te wijzen.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een procedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.
2.5
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekster, [naam] voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst werkzaam te zijn bij Gynaecologenpraktijk Dr. [naam] N.V., totdat is beslist op het tegen de beschikking van verweerder van 14 juni 2016 ingediende bezwaarschrift;
 gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 4 juli 2016, in aanwezigheid van de griffier.